Vanaf mijn aankomst op Java had ik een geregelde correspondentie met
Gert. Daardoor ben ik ook veel aan de weet gekomen. Zo had hij mij ook
geschreven over zijn ontmoeting met de familie Nijssen. Niet zolang daar
na schreef hij mij dat deze familie in afwachting van hun repatriëring was
vertrokken naar Batavia waarbij hij tevens hun adres vermelde; Laan van
Trivellie. Op een avond ben ik daar naar toe gegaan en werd daar ontvan
gen alsof ik familie was. Heel aardige en fijne mensen. Wij hebben heel
wat af gekletst over Egmond en natuurlijk over Gert. Tot hun vertrek kwam
ik daar iedere donderdagavond en het was voor mij jammer toen zij ver
trokken. Na mijn terugkeer in Nederland heb ik ze nog opgezocht in
Rotterdam. Ze waren heel blij mij weer te zien. maar waren nog steeds aan
geslagen door het sneuvelen van Gert. Voor mijn vertrek naar Indië kreeg
ik augustus een week verlof. Tijdens die week in Egmond ontmoette ik een
meisje uit Amsterdam dat ook in Egmond met vakantie was. Het klikte tus
sen ons en we raakten bevriend. Na die week in Egmond en tijdens mijn
verblijf in Utrecht bleef die vriendschap. Ik kwam ook bij haar thuis. Na
mijn tijd in Indonesië ben ik ook met haar getrouwd. Tijdens mijn bezoek
bij haar thuis vertelde haar vader dat zijn oudste broer in 1908 als koloniaal
naar Indië was gegaan. Tot aan het overlijden van zijn moeder hadden ze
nog wel briefwisseling gehad maar nadien niets meer van elkaar vernomen.
Ik dacht dat dit het einde van het verhaal was maar kort nadat ik in Indië
was aangekomen kreeg ik een brief, waarin stond dat mijn vriendin en haar
vader via het Rode Kruis door deze "verloren broer" werden gezocht en dat
deze broer nu in Batavia woonde. De brief vermeldde ook zijn adres en aan
mij de vraag of ik hem eens wilde opzoeken. Laat dat adres nu naast de
kazerne zijn, ik had zelfs al eens met deze meneer gesproken, al was het
kort. Ik ging naar hem toe en ik had er weer een heilig huisje bij. Ik werd
er als kind behandeld.
Zo ontmoette ik in de stadskantine ook Ton Alleman, een jeugdvriend van
mij. Hij was zelfs, toen wij nog in Egmond aan den Hoef woonden, een
buurjongen van ons. En zo kwam ook Joop Bras mij opzoeken. Hij had
mijn adres gekregen via zijn zuster die met mijn broer Jan getrouwd was.
Zelf ontmoette ik op een keer ook een neef van mij, Piet Flipsen een zoon
van een zuster van mijn moeder. Zo heb ik bij toeval of via contacten meer
dere Egmonders ontmoet dat zijn dan weer leuke dingen in de verre vreem
de.
Geestgronden, (2007), themanummer
39