die aan de oostkant van Egmond aan den Hoef gegraven werd, naar
Egmond aan Zee. Hier werd het zand bestemd voor de bouw van bunker-
werken in de "Atlantikwal". Deze liep van Noorwegen tot aan Spanje.
Vanwege zijn werkzaamheden was hij in het bezit van een Ausweis (vrij
waringspas zodat hij zich vrij kon bewegen. Zo kon hij dus ook veel doen
voor de ondergrondse (de Binnenlandse Strijdkrachten, afgekort de BS).
Hij versierde het zelfs om als een vracht afgetekend was, een rondje door
Egmond te rijden en de vracht, zonder deze te hebben gelost, nogmaals te
laten aftekenen. Deze stunt wist hij soms viermaal achtereen te herhalen.
Toen ook dit verraden werd moest ook hij onderduiken. Zo kwam hij ook
bij mij in de Willibrordus Stichting terecht. In Heiloo leerde wij Piet
Staalduinen kennen, een Brabander uit Valkenswaard en ook een onderdui
ker. Wanneer er in Heiloo een razzia gehouden zou worden werden wij al
van te voren gewaarschuwd. De kelders onder de Willibrordus Stichting
zaten op die momenten behoorlijk vol. Op een dag moest dit natuurlijk
bekend worden! Doordat Gert bekend was in Limmen namen wij geen risi
co meer en als er een razzia werd verwacht vertrokken wij snel naar
Limmen. Wij gingen dan naar Tinus Zandbergen aan de Kennemerstraat-
weg. Deze had daar een groot huis met een zeer grote zolder. Boven de
huiskamer was een verlaagd plafond zodat er een behoorlijke ruimte was
ontstaan tussen plafond en zoldervloer. De zoldervloer had een luik en het
plafond was van daaruit versterkt, dus een pracht van een schuilplaats. Zo
ook die keer dat we weer bericht kregen van een op handen zijnde razzia.
Wij vertrokken toen zo als gebruikelijk naar Limmen. 's Morgens in alle
vroegte werden we gewekt door Tinus die ons vertelde dat de razzia in
Limmen aan de gang was en dat we tussen het plafond moesten verdwij
nen. De slaapplaatsen werden vlug weggewerkt en wij verdwenen door het
luik. Het duurde niet lang of de Duitsers kwamen met veel geschreeuw op
hun grote laarzen binnenstampen. Je kon je ze al van verre horen aanko
men, zo ook die morgen. Wij hoorden ze beneden alles doorzoeken, naar
"Juden" en "Untertauchers". Ze kwamen ook naar boven en stampten
boven onze hoofden over de zoldervloer. Gelukkig konden ze het luik niet
vinden omdat dit goed verscholen lag maar we zaten wel behoorlijk in onze
rats. Zo hebben we daar wel de gehele dag gezeten tot de razzia voorbij
was (afb. 25). Gert en ik waren veel samen en wij hebben veel met elkaar
gepraat.
26
Geestgronden, (2007), themanummer