Bij dit bombardement is de moeder van molenaar J.C. Blom gewond
geraakt. Volgens de ene bron aan haar wang, volgens de andere aan een
arm. Ik meen me uit verhalen vaag te herinneren dat zij op de (uiteengesla
gen) plee zat of er naar toe liep.
Om te voorkomen dat landende en opstijgende vliegtuigen tegen de wieken
van de molens zouden vliegen, moest er op de omringende molens op de
kap een rode lamp worden geplaatst, waarvoor in de Wimmenumermolen
ook een generator, aangedreven door de koningsspil werd geplaatst.
Ten noordoosten van de molen (halverwege het vliegveld) verrees een bun
kercomplex. Op het vliegveld zelf werd door de Duitsers een van de hangars
als grote boerderij gecamoufleerd, en werd een "schijnmolen" (namaakmo-
len) gebouwd.
Of er in de Wimmenumermolen onderduikers hebben gezeten is niet
bekend.
Uit de oorlogstijd dateren nog de volgende twee anekdotes:
Bij Meijne werd op de boerderij nog gekaasd. Om te voorkomen dat de
bezetter de kazen in beslag zou nemen, had Meijne er een aantal op een
houten vlotje gebonden, en dat ergens in het land in een duiker onder een
dam gestopt
Bij hoog water is dat vlotje echter losgekomen, en molenaar Blom zag op
een gegeven moment tijdens het malen wat aan komen drijven in de sloot.
Bleek de plank met de kazen erop te zijn. Die nam hij natuurlijk meteen in
beslag en verstopte ze in de molen. Een tijd later komt Meijne naar de
molen om te vragen of de molenaar misschien wat in de sloot had zien drij
ven. De molenaar zei natuurlijk van niets te weten.
Op een gegeven moment werden door de CCD (Centrale Controle Dienst)
koeien gevorderd. De plaatselijke politie moest helpen bij het weghalen.
Cor Meijne was ook aan de beurt. De man kennende had veldwachter
Riessebos (een legendarisch figuur) de hulp ingeroepen van een collega
van de bereden politie uit Bergen. Die hulp was niet overbodig. Meijne was
razend en door het dolle heen. De twee agenten moesten bovenop hem gaan
zitten om hem in bedwang te houden. Het schuim stond op z'n lippen. De
agent van de bereden politie had gezegd "Je ken nog beter op een knol zitte
as op deze vent!"Maar opeens, toen de koeien die door anderen uit het
land waren gehaald langs kwamen werd-ie rustig, en stribbelde hij niet
meer tegen. Later bleek dat hij toen in de gaten had dat ze de verkeerde
koeien aan het afvoeren waren; die van z'n buurman.
i r. 213
Geestgronden, 14 (2007), nr. 213
55