De grafstenen bleven zoodoende nog ongestoord tot in 1820 de tweede
vrouw van den heer Tinne, E.M. Gregory, ook de fondamenten verkocht;
zoo werden dan de zware grafzerken opgelicht en tot allerlei doeleinden,
zelfs tot voetenkrabbers, verwerkt! Enkele deelen der fundeering, die zeer
diep lagen, bleven slechts gespaard. Men ontdekte daarin later (1825) op
het kerkhof tusschen Buurkerk en Abdij drie toegemetselde grafkelders,
bevattende ieder eene kist op drie beeren van verglaasde tegels en in elke
kist een zeer lang geraamte van bijna 2 Meter.
Een dergelijk graf werd in 1844 toevallig bij het afspitten van land op de
boerderij het Klooster ontdekt, het terrein, waarvan de heer De Bont, in den
aanhef van dit opstel genoemd, thans de eigenaar is. Hoogstwaarschijnlijk
was dit de laatste rustplaats van den in 1355 gestorven abt Willem van
Rollant, die in het kruis der kerk begraven werd. Men vond hierbij behalve
eenige munten, 2 fraai bewerkte penningen en een madonna-beeldje (afb. 21)
van roode pijpaarde uit de z.g. „heylighenbackerij" en waarschijnlijk door de
Benedictynen van 't Sint Paulusklooster te Utrecht aan hunne confrères te
Egmond geschonken. Door de welwillendheid van den heer De Bont zijn wij
in staat ook daarvan eene afbeelding hier te geven.
Na heel veel gissen en opmeten kon door dezen ijverigen oudheidminnaar
eindelijk op voornoemd terrein der boerderij het Klooster een punt worden
bepaald, waar de ontgraving iets beloofde. Hoewel de fundeering is verd
wenen, schijnt thans te zijn opgegraven het zuidertransept, het koor, 't
noordertransept en een deel van het kerkhof tusschen Abdij en Buurkerk.
Vier van zware mopsteenen gemetselde graven, niet dieper dan 42 cM kwa
men voor den dag. Het bovengedeelte was verwoest en weggehaald, doch
in elk graf lag nog een ongeschonden geraamte, rustend op kleine, vierkan
te, groen-geglazuurde tegels. Een der skeletten onderzocht door Prof. Bolk
aan de gemeente-universiteit te Amsterdam, was dat van een buitengewoon
rijzig man en heeft eene lengte van ruim 2.10 M.! De bouw der beenderen
wijst er op dat zij hebben behoord aan een onvermoeid ruiter, terwijl de
schedel op de rechterkaak een sabelhouw of ander kwetsuur vertoont."
Naast dit 2.35 M lange graf zijn gevonden het geraamte van eene vrouw en
dat van een kind. Van de door den heer De Bont genomen foto's gaan
Geestgronden, 13 (2006), nr. 2/3
85