deden ze van alles wat niet mocht en dus spannend was: een strikkie zetten,
konijnenholen uitgraven, fazanten vangen of appeltjes pikken uit de boom
gaard bij de Franschman. Een konijntje of een fazant, dat was thuis een
traktatie. Soms liepen ze tot in de Schoorlse duinen om meeuweneieren te
zoeken. Die kon je bakken en al smaakten ze naar vis, het was kostelijk
voedsel voor jongens in de groei die amper genoeg te eten kregen. Cees
zocht als kind niet alleen eieren om ze lekker op te eten, maar ook uit inte
resse. Hij bewaarde wel 60 verschillende soorten uitgeblazen eieren in een
kist met zaagsel en rustte niet voordat hij wist van welke vogel elk eitje
was.
Rijk met je dorp en het duingebied
Voor de oorlog was er veel armoede in Egmond, al had Cees daar als kind
geen erg in, want het was overal hetzelfde. In april 2000 vertelde hij aan
Rob Bakker van het Noordhollands Dagblad: "Het kwam in mijn jeugd niet
in je op om allerlei materiële dingen te verlangen. Je was rijk met je dorp
en het duingebied, je vrienden en de vrijheid. We hadden eigenlijk zoveel.
Misschien wel meer dan de jeugd van tegenwoordig. Maar 'hangjongeren
- wat een rotwoord eigenlijk - waren wij in onze jeugd ook al. We hingen
rond op het Torenduin, het duin midden in het dorp waar je uitzicht had
over de wijde omgeving. Je zag de duinwachter al van verre aankomen en
dan maakte je natuurlijk dat je wegkwam. We hadden elkaar nodig. De
duinwacht hield het spannend en wij hielden hem aan het werk.
Koddebaiers
Het typeert Cees dat hij deze benaming gebruikt. Eigenlijk waren het
groenpetters of koddebaiers en ze brachten heel wat Derpers voor de rech
ter, vanwege stropen of eieren zoeken. Die moesten dan beterschap beloven
en deden het natuurlijk gewoon weer. Cees is dat ook overkomen, (als
jochie van acht!), maar toen veel later de vossen hele meeuwenkolonies uit
roeiden, greep de overheid niet in. Cees moest al lang niets meer hebben
van stropen en wilde geen konijntje meer eten. Maar het feit dat er jonge
Derpertjes zijn die bij nacht en ontij jutten en een keertje stiekem om eieren
gaan, deed hem wel glunderen.
44
Geestgronden, 13 (2006), nr. 213