vrouw nog eenmaal en ondanks alle pogingen hem van zijn oogenschijnlijk roekelooze daad te weerhouden, wierp hij zich, stout zwemmer als hij was in de kokende branding en begon de strijd op leven en dood met de schui mende branding, die hem trachten te verzwelgen. Na een strijd van meer dan een uur wist hij een rotspunt te grijpen, doch de woeste zee sloeg hem nog spoediger terug, dan hij het steunpunt had kun nen grijpen. Een tweede woeste aanrollende golf, waarvan hij vreesde, dat deze hem tegen de rotsen zou te pletter slaan, was hem genadiger en wierp hem, niet zonder kneuzingen en bloedende wonden op een soort plateau, waar hij grond onder de voeten wist te houden. Het lijntje had hij kunnen behouden en zoo was de verbinding tusschen den wal en het schip tot stand gebracht. Na een korte rustpoos werden de reddingspogingen voor de anderen voort gezet. Op de verbindingslijn werd een sterke manilledraad gestoken en die aan de dunne lijn door Arie Zwart binnen gehaald en aan een uitstekend stuk rots bevestigd. De eerste, die de reddingspoging langs den lijn zou proberen was eerste stoker Jan Verbeek. Halverwege werd hij door een stortzee van de lijn geslagen en zeker was hij onherroepelijk een prooi der woedende elemen ten geworden, als niet Arie Zwart zich opnieuw in de branding had gewor pen en den reeds vertwijfelende drenkeling de reddende hand had toegesto ken en hem bewusteloos op den rotspunt wist te trekken. Van verdere pogin gen om het schip op die wijze te verlaten moest toen worden afgezien, tot het water wat gezakt was, wat tegen den morgen plaatsvond, toen men wel genoodzaakt was het steeds dieper tusschen de rotspunten verdwijnende schip te verlaten. Een voor een, de schipper het laatst wist men toen de rots te bereiken en ging men na van de doodelijke vermoeidheid een weinig uit gerust te zijn op verkenning uit, als moderne Robinsons Crusoë. Na een vermoeiende tocht, uitgehongerd en verdorst en doorweekt van de druipende kleeding bereikte men de kustwacht Speaton, waar men van Geestgronden, 13 (2006), nr. 2/3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2006 | | pagina 32