van Imming bracht de medicijnen weg. In Egmond Binnen had ik een
bestelhuis in de winkel van Piet Mooy en op Rinnegom bij Burgmeijer.
Mensen brachten daar briefjes met het verzoek of ik langs wilde komen
Wat de jonge arts aantrof in de Egmonden was een alles overheersende
armoede, op een paar rijke boeren na. De crisistijd was voor veel mensen
heel moeilijk. Vaak hadden ze een stoet kinderen en waren er veel zieken.
Wel hielpen ze elkaar onderling met van alles. Dokter Moons ging ook wel
eens zelf om hulp uit. Dan vroeg hij of een van de dochters van Jan de
Timmerman (Jan Apeldoorn) ergens kon inspringen, of hij ging naar Marx
in de Peperstraat. Ook daar hadden ze meiden die van aanpakken wisten.
Dubbeltjes en kwartjes
Over de financiën van de dokter zelf: "Elke huisarts had in die tijd een
eigen bode die wekelijks bij de mensen het geld voor het ziekenfonds ging
ophalen. Die dubbeltjes en kwartjes werden dan zo op mijn bureau uitge
teld. Voor een bevalling met alle onderzoeken vooraf en de volledige
nazorg stond een bedrag van f7,50. Maar er waren regelmatig mensen die
dat niet konden betalen. Dan verscheurde je de rekening maar weer. Het
was maar goed dat ik ook particuliere patiënten had. Ik heb wel eens 'n
bevalling gedaan in een woonwagen. Toen ik er twee dagen later heen ging
op kraamvisite en om die zeven gulden vijftig te innen, was de woonwagen
vertrokken". Daar stond tegenover dat er ook wel eens konijnen bij huize
Moons werden bezorgd of 'n Derper visser bracht 'n maaltje verse vis of 'n
tonnetje haring.
Het gezin van dokter Moons
In elf jaar tijd kwamen er zeven kinderen: Marijke, Marlies, Yvonne, Carla,
Olga, Eric en Mare. Het gezin was vooral de taak van mevrouw Moons-
Sips, evenals de telefoon aannemen en de administratie. In de beginjaren
deed zij ook de apotheek erbij. Later kwam er een vaste apothekersassisten
te: Mona van Dijk en er kwam hulp in de huishouding. Ondanks het drukke
gezin naaide mevrouw Moons de kleren van de kinderen vaak zelf (zie foto
3). "Moeder heeft zich wezenloos gewerkt, maar zij stond er wel achter",
vertellen de dochters Yvonne en Olga nu. "Op zondag lag er altijd wel
administratiewerk op tafel. Ook de oorlog is heel moeilijk geweest, omdat
ze juist toen met baby 's en kleine kinderen zat. Moeder kon heel goed koken
en met kerst hadden we altijd wild uit duin. Maar tijdens het kerstdiner
werd vader altijd weggeroepen. Dan ging de telefoon en daar ging die
weer". Het credo van het gezin was, volgens de dochters: "leren, leren.
Geestgronden, 12 (2005), nr. 4
139