Afb. 33: De kolenschuur van Piet Klevelaan en de metselaars Wittebrood en Van
Duin (uitg. boekhandel G. Belleman) (foto Jonker)
De Hoevervaart
En dan natuurlijk, de 'Hoevervaart', als het ware ons weerstation. Vanuit de
woonkamer keken wij zo in de vaart. In het water zagen wij dan of het
regende en hoe hard. Ook konden wij waarnemen of de wind west ofwel
oost was. En als het had gevroren en we hadden een kijkgaatje in de ijs
bloemen op het raam geblazen, keken we het eerst in de vaart of hij dicht
lag en zo ja, dan werden alvast de schaatsen opgezocht.De wal aan de weg
kant was een steile, met gras begroeide helling (F) tot aan het water dat met
een variabele stand, zo 'n 2 mtr. lager stond dan de weg. (G)
De vaart was niet zo schoon doordat er diverse riolen in loosden, o.a. van
de genoemde wasserij (toch werd er nog wel vis gevangen). Aan de over
kant lag het 'Skulpstet', dat was de laad- en losplaats voor de boten (vletten)
die er nog wel afgemeerd lagen maar niet meer werden gebruikt. De vaart
was zeer in trek bij de jeugd die zich vermaakte met bootjes, kano's en vlot
ten en alles watje maar kan doen aan de waterkant (afb. 34).
Aan het eind van de vaart lag een smal klinkerpad (H) van zo'n meter breed
waarlangs men het Stet te voet kon bereiken. Met de fiets was het een
kunststuk omdat dan dezelfde hellingen van de vaartwal en het Stet geno
men moesten worden.
96
Geestgronden, 12 (2005), nr. 2/3