Meneer Ten Raa, een zenuwarts, wiens naam 'op de druïdenheuvel' bete kent, woonde in een licht, ruim huis. De muren van de grootste kamer wer den alle vier tot aan het plafond in beslag genomen door boeken. Eén van de wanden werd onderbroken door een dubbele deur. Vanuit de diepe stoelen die in het midden van de kamer stonden, kon men ver het vlakke land in kijken. Dit huis leek een plek van volkomen aardse harmonie. Boven de open haard hing het door mij geschilderde portret van de dokter. In de kamer ernaast bevond zich het portret van zijn vrouw. Haar familie kwam uit Rusland, maar zij zelf was een Duitse van geboorte. Haar verre vaderland weerspiegelde zich in de ruimte: een samovar, Russische sigaretten, de boeken van de grote Slavische schrijvers en enkele ikonen met zilveren lijsten, gaven de plek een heel bijzondere sfeer. "Hoe gaat het met onze gemeenschappelijke leraar, professor Fischel?" vroeg ik aan de vrouw des huizes. "Zijn dochter schreef me uit Zweden dat hij in Engeland gestorven is, maar dat hij daar, als bekend Raffaelonderzoeker, met respect opgenomen was." Het bericht greep me aan, en ik dacht terug aan zijn beschouwing van schilde rijen en zijn rondleiding door het Keizer Frederik Museum, en ik zei: "Toen ik hem afgelopen zomer voor het laatst zag was hij helemaal gebroken." "Ja, bevestigde dokter Ten Raa, die zich inmiddels bij ons gevoegd had, "hij is een gebroken man geworden door zijn verblijf in den vreemde. Ook met mijn zie ken leefde hij altijd erg mee, ik moest hem alles precies laten zien." De verwijzing naar het meeleven van de professor was een stil verwijt aan mijn adres. De dokter voelde dat ik me bij veel van zijn zieken niet aan het gevoel kon onttrekken dat een hogere eigen of vreemde metafysische schuld hun geest gek gemaakt had. "Gelooft u, dokter, dat krankzinnigheid alleen organisch bepaald is, of kent u ook gevallen van krankzinnigheid die men moet beschouwen als voortkomend uit eigen schuld?" Bij zo'n vraag kwam natuurlijk de bespraaktheid van de dokter volledig tot zijn recht. Oorzaken en behandelingsmethoden werden in historisch per spectief uiteengezet. Ik dacht intussen aan twee van mijn beste vrienden, wiens leven in onze inrichtingen beëindigd was. Duinen noch zee, de hoge hemel noch de pracht van het polderlandschap waren in staat om deze gedachten helemaal te bevrijden van de bitterheid van de tijd. Zwijgend gingen mijn vriend en ik later langs de duinen terug. Alleen de door de zeewind gebogen silhouetten van de bomen tekenden zich af tegen de melkblauwe winterhemel. 86 Geestgronden, 12 (2005), nr. 2/3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2005 | | pagina 38