naar Workum waar het ijs met veel zand was ondergestoven. Het werd nu
een tocht van vallen en opstaan of zoals een andere deelnemer zich uitdrukte:
"Voor ik val. lig ik al". Tegen de tijd dat het donker werd kwam ik na Bolsward
en Harlingen toch nog in Franeker aan. Hier was het ijs heel slecht berijd
baar en het was hier dat ik begon te twijfelen of ik zou doorgaan of toch
maar stoppen. Er waren weinig rijders meer op het parcours; de een na de
ander stapte af. Ik besloot toch door te gaan naar Bartlehiem.
Afb. 31 Elfstedentocht 14
feb 1956. Bewijs van inleve
ring Controlekaart nr. 1721
C. Blaauboer (bron: familie
Blaauboer).
BEWIJS VAN INLEVERING
Controlekaart
Deelnemer
heeft zijn/haar contrólekaarlnummer te/>. r
uur hij de eindcontróle ingeleverd.
Het Bestuur van de
,E11 -steden vereniging,
Met het invallen van het duister en vooral de stormachtige wind tegen, werd
het voortgaan steeds moeilijker. Het ging lang goed maar dicht bij Bartlehiem
moest ik alleen verder. Alle anderen met wie ik was opgereden hielden ermee
op. Met de waarschuwing "Rijdt nooit alleen in het donker" uit de reglemen
ten in mijn achterhoofd, nam mijn ongerustheid toe. Van de route was door
het donker en de stuifsneeuw niets meer te zien. Ik betwijfelde of ik nog wel
op de goede weg was. Normaal stonden langs de route altijd wel een paar toe
schouwers te kijken maar nu zag of hoorde ik geen sterveling en zag nergens
een lichtje. Het was nog kort na de oorlog, de infrastructuur zoals we die van
daag de dag kennen bestond nog niet. Alles was ook nog eens onbegaanbaar
door het barre winterweer. Ik realiseerde me dat verder rijden het beste was
en dat er ergens toch weer een bewoonde wereld moest zijn. Hoelang het
heeft geduurd kan ik mij niet meer herinneren maar plotseling zag ik lichtjes
voor me en verheugde me want voor mij op het ijs zag ik ook enkele perso
nen. Deze mensen vertelden mij dat ik in Bartlehiem was aangekomen maar
dat verder rijden door de autoriteiten werd verboden. Ik moest nog tegen wind
naar Dokkum en vandaar voor de wind naar Leeuwarden. Het was intussen al
half negen geworden en begreep dat verdergaan onder deze omstandigheden
Geestgronden, 12 (2005), nr. 1 39