Vaak overleden moeder en kind tijdens de bevalling of kort na de geboorte. Het kindje werd dan direct na de geboorte ingebakerd en in de armen van de overleden kraamvrouw gelegd. Als teken werd door protestante families voor iedere overledene een rouwlint aan de deur gehangen; als er een kind bij betrokken was, werd dan daarbij een doekje opgehangen. De katholie ken zetten een zwart kruis voor de deur. Op de kist kwam een zwart doods kleed maar bij kraamvrouwen lag daar nog een wit kleed bovenop als teken dat deze vrouw in het kraambed was gestorven. In de 19e eeuw werd dit overigens niet meer gedaan. Wanneer alleen het kindje tijdens of kort na de geboorte overleed, was de begrafenis kort en sober. De vader droeg het kistje op zijn schouders te voet naar de begraafplaats. Soms ook timmerde de vader het kistje zelf. Was een kindje ouder, dan werd het opgebaard met een kroontje van bloemkransen om het hoofd en in de hand een palm- of rozemarijntak. Men kon dan langskomen om te condoleren. Pronkkamer De dode lag opgebaard in de pronkkamer die via de pronkdeur rechtstreeks te bereiken was. Die deur, ook wel dodendeur genoemd, zat aan 'het beste end' van de boerderij en was daar speciaal aangebracht om een lijkkist op een fatsoenlijke manier de boerderij uit te krijgen. De pronkdeur werd niet alleen bij rouw, maar ook bij trouw gebruikt. Bij een huwelijk mocht de bruid er gebruik van maken. Ook werd in sommige gevallen een dopeling door deze deur gedragen. De pronkdeur was rijk bewerkt, kleurig beschil derd en in het bovenlichtje was vaak als motief een levensboom aange bracht. De drempel was nogal hoog. Soms moest er zelfs een trapje neerge zet worden om over de drempel te kunnen. Bij een overlijden werden de vensterluiken gesloten tot na de begrafenis en het venster van het woonver trek zelfs tot zes weken daarna. Spiegels en schilderijen werden omgekeerd of met een doek afgedekt. De klok werd stilgezet en pas na de begrafenis weer op gang gebracht. Uitdragen Een uur voor het lijk werd uitgedragen (ook wel uitgehaald genoemd), namen de naaste buren plaats aan weerszijden van de kist: de vrouwen aan het hoofdeinde met een zwart kleed over het hoofd, de mannen met ontbloot hoofd. Aan het voeteneinde van de kist lag de foliantbijbel. De schoolmeester ging daarvoor staan voor het lezen van enige kapittels. Dan kwam één van de buren binnen voor het opeisen van het lichaam; Geestgronden, II (2004), nr. 4 131

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2004 | | pagina 15