Vroeger gaf men de stervende een gewijde stervenskaars in de handen waar
men in het dikste gedeelte van de kaars een munt deed. Pastoor Vinckenstijn,
een rooms-katholieke pastoor uit Alkmaar had zo'n munt in zijn graf. Bij de
opgravingen in de Grote Kerk van Alkmaar werden ook bij de Hervormden
munten in hun kisten gevonden. Verder werden munten gebruikt om de
oogleden te sluiten. Vroeger gebruikte men ook al bloemen bij de graven.
Het begraven
Grafdelvers hadden een aparte baan. Tegenwoordig worden graven vaker
met een kleine machine gegraven. Normaal werd men begraven 'met de
blik naar het oosten'. Dit is een oud christelijk gebruik dat voortkwam uit
de gedachten over de wederopstanding met het laatste oordeel in het oos
ten. Priesters werden echter andersom begraven. Dit hield verband met de
katholieke gedachte dat de priesters de gelovigen moeten leiden. Zij gingen
dus eigenlijk 'voor(op)'.
Vroeger werden de gewone mensen overdag begraven en de rijke mensen 's
avonds; begrafenissen in de kerken waren ook alleen voor de rijken. Het
lijk werd één of tweemaal de kerk of het kerkhof rondgedragen alvorens
het in een graf werd geplaatst. In de zeventiende eeuw ging men in de grote
steden het tijdstip van begraven bij keur regelen. Men begroef echter wel
heimelijk bij avond, om verschillende verplichte bijdragen te ontduiken. Hierop
werd een boete gesteld en nu werd het 's avonds begraven 'deftig'. Hoe
later de begrafenis, hoe hoger de boete en hoe 'deftiger' de uitvaart. De
rijke mensen werden in de kerk begraven. De uitdrukking 'rijke stinker'
stamt daar nog vanaf. Als het in de kerk onfris rook, kwam dat misschien
wel van de lijken, die daar onder de grond begraven waren. Het vervoer
gebeurde te voet, met een paard en wagen of als het erg slecht weer was
(sneeuw en ijs) met de slee. Opa Piet de Waard werd van het Woud met een
slee naar de kerk van Rinnegom gebracht en daar begraven. Veel later kwa
men de auto en volgauto's erbij. Tijdens het vervoer luidden de klokken.
De rol van kaarslicht in de dodencultuur is zeer groot. Het 'levende' licht
moet de ziel beschermen tegen de duivel en de machten van de duisternis.
In enkele plaatsen kent men nog het belucht en dubbelbelucht. Dat wil zeg
gen dat er zoveel kaarsen in de kerk branden als het aantal jaren dat de
overledene oud is.
Geestgronden, II (2004), nr. 2/3
79