Extra handelingen bij begraven was het luiden van de klokken. Men betaal de het luiden van de klokken per poos. Een poos kostte 4 gulden. Meestal luidde men twee tot vier pozen: bij aankomst van de stoet en/of bij vertrek uit de kerk en bij het laten zakken van de kist in het graf. Kwam de rouwstoet te laat dan moest men boete betalen: 8 gulden per half uur. Te laat komen stond deftig. Men betaalde graag een boete als dit kon aantonen dat men veel tijd nodig had om de rouwstoet in orde te krijgen. In de zeventiende eeuw ontstonden de rouwverhuurondernemingen voor alle benodigdheden. Dat geschiedde gewoonlijk op kosten van het sterf huis. In Alkmaar hadden de mannen Gerrit Hul en Comeiis van Rossen een rouwverhuurbedrijf. Rouwbehang en zelfs rouwserviezen waren te huur. In 1716 werd het bedrijf overgenomen door het Burgerweeshuis van Alkmaar. Men kan mogelijk concluderen dat dit de voorlopers waren van de huidige begrafenisondernemingen. >g|p!K [yiPll a jiI Bfjfl Mfe\v p^FFrP^^i'i Hl» ^11||P Afb. 28: Voorbeelden van muntjes Muntjes Tot de 20 eeuw en soms ook nu nog, gebruikte men muntjes. Het verhaal daarachter is als volgt. Geld meegeven aan de doden gaat terug naar het zgn. veergeld. Bij de Oude Grieken werd in het graf een munt gelegd die diende als veergeld voor Charon, die de schimmen der doden per veerboot over de rivier Styx naar het dodenrijk bracht. We zien dat bijzonder mooi geschilderd in de Sixtijnse Kapel van het Vaticaan. Hiervoor gebruikte men het kleinste muntje; het had slechts een symbolische betekenis. 78 Geestgronden, tl (2004), nr. 2/3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2004 | | pagina 38