Voor de eenvoudige mens was er dan ook geen koster, bidder (die de rouw-
cedels vervaardigde), aanspreker, begrafenisonderneming of doodbidder.
Op een rekening uit 1782 van Cornelis Nierop, Schout van Oudorp en
Oterleek stond: "20-01-1782: Aan de gezamenlijke buren van het Zeglis als
dragers betaald fl 36, Een baar kostte toen 8 tot 11 gulden. De baar voor
volwassenen was 12 stuivers aan huur. De kist werd op de baar afgedekt
met een kleed (baarkleden). In Alkmaar worden in de Grote Kerk nu nog
twee houten baren bewaard.
Afb. 27: Dodenlantaarntje
De kist was meestal van hout en kostte 6 tot 60 gulden, de handvaten niet
inbegrepen. Kisten moesten door de keurmeester worden gekeurd; dat kost
te 2 tot 15 stuivers.
Men kon ook een roef huren. Een roef is een opstaand stuk op de kist, een
opbouw. De roef werd samen met de kist bij de timmerman gemaakt, maar
soms huurde men de roef. In 1850 had de Grote Kerk twee roefen in de ver
huur. Een eigen roef kostte 12 gulden.
Geestgronden, 11 (2004), nr. 2/3
77