zen en dranken bestellen; de benodigde huisraad en de gereedschappen ver zamelen; de vrouwen van de uitkleders verzoeken om op de dag van de begrafenis te komen oppassen en de gasten te bedienen; de knechten van de uitkleders opdragen als stalknechten te fungeren en voor het in- en uitspan nen van de paarden te zorgen; en verder alle andere voorkomende dingen. Aansprekers werden door de stad aangesteld. Er werd ze een aantal vergun ningen verleend. Aanspreken was vaak een nevenfunctie van de koster en een taak die men graag deed. Op het belastingregister van Alkmaar uit 1807 komen acht aanzeggers voor. In Egmond herinner ik me nog dat het de heer Sanders was. Met zijn prachtige steek en jas kwam hij in de slagerij om te vertellen wie er was overleden. Sinds de jaren zestig maakt men ech ter gebruik van rouwbrieven, die per post worden verstuurd. Aansprekerkleding De kleding leek erg op ons huidige jacquet. Dit is een overjas met open revers. De steek werd overdwars gedragen. Na 1750 werd de steek echter recht gedragen. Alleen de koetsiers droegen nog een dwarse. De tulen touw- sluier (lamfer) aan de steek heeft zich tot in onze tijd kunnen handhaven. In 1958 droeg men in Nederland nog wel een hoge hoed met afhangende sluier. De aansprekersbrief (ceel) is ook nog niet zo lang verleden tijd. In 1966 liep men nog met een briefje in de hand, waarop de namen en adressen van de genodigden die 'aangezegd' moesten worden. Het was niet ongewoon om een begrafenisuitnodiging op rijm te stellen. Ook de scheld- of bijnaam van de gestorvene werd op het briefje vermeld. Deze uitnodiging ter begra fenis werd door de bidders ter begrafenisse aan huis afgegeven. In deftige gezinnen kwamen op de eerste avond na een sterfgeval de bloedverwanten en vrienden bijeen om de leesceelen of opleesrollen gereed te maken, de ellenlange stroken papier waarop ieder de namen aantekende van de aan te zeggen genodigden. Het opbaren De eerste nacht lag de overledene in het sterfbed met stro onder het lichaam, of op een berg stro. Twee personen bleven bij het sterfbed waken. Bij katholieken was in 1800 de gewoonte de voeten onbedekt te laten; bij de protestanten liet men alleen het hoofd, benevens de armen met hemdsmou wen bloot liggen. Bij vrouwen werd het haar onder een kapje bedekt. 74 Geestgronden, II (2004), nr. 2/3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2004 | | pagina 34