Voordat de school begon, gingen we met z'n allen 's morgens vroeg naar de
kerk. Samen met m'n broer en zusjes liep ik heen en weer naar Rinnegom.
De grotere jongens kregen al gauw een taak en hoefden alleen nog maar op
zondag mee naar de kerk. Wij gingen ook doordeweeks. We zaten op de
St. Adelbertusschool, hadden leuke leerkrachten en kregen interessante les
sen. Wat wil je nog meer? We konden wel aardig meekomen. Tijdens de
zanglessen op school hadden we ook enorm veel plezier.
Zomers waren we na schooltijd vaak in de duinen te vinden. Lekker ravot
ten en bramen plukken: uren hebben we er doorgebracht. Als we thuiskwa
men met bramen, was moeder extra blij. Ze gaf de bramen vaak aan Gert
Beentjes, de vrachtrijder of Kees Koper mee. Zo verdienden we nog wat
extra geld en scharrelden we alles bij elkaar. Op een gegeven moment kwa
men we op een leeftijd dat we uit werken gingen en zo ons steentje bijdroe
gen aan het gezinsinkomen.
Tewerkgesteld
In 1940 brak de oorlog uit. Als kind vind je alles interessant en zie je nog
geen gevaar. Vader en moeder daarentegen maakten zich erg zorgen, want
broer Maarte werd tewerkgesteld in een fabriek in Brunswijk (Duitsland).
Die periode is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van onze familie.
Elke week probeerden we een pakje naar mijn broer te sturen. En alleen al
het versturen van zo'n pakje was erg lastig. Mijn zus Ans bracht elke week
op een fiets met antiplofbanden een pakketje naar het postkantoor in
Castricum. Wonderlijk was wel dat de pakketjes altijd aankwamen.
Mijn broer Maarte heeft tijdens de oorlog wonderlijke dingen meegemaakt.
Zo was na een bombardement in Brunswijk bijna alles verwoest. Toen hij
naar het postkantoor ging om te zien wat er van het gebouw over was, vond
hij daar in de puinhopen zijn pakje met een brief van onze moeder. Hij kon
het nauwelijks geloven.
De mensen in Egmond leefden enorm met ons en met Maarte mee. Elke
week hielpen zij om het pakketje weer gevuld te krijgen. Van de één kregen
we een pakje boter, van de ander een potje jam of roggebrood. Die pakjes
en de brieven van mijn moeder gaven Maarte weer hoop en de kracht om
het vol te houden in Duitsland. Na twee lange jaren volgde de bevrijding en
kon Maarte eindelijk terug naar huis.
54
Geestgronden, 11 (2004), nr. 2/3