Als de sint een paar weken voor zijn verjaardag kwam was het nog wel uit
te houden om je knap te gedragen, maar als dat al in de zomer begon.
Tussen de middag moesten wij, de jongsten, pakjes wegbrengen naar de
hotels en pensions. Ze hadden dan gasten gekregen en belden voor drie
plakjes ham of zo.
Na de middag moest de afwas gedaan worden en werden de zondagse
schoenen gepoetst. Tegen een uur of drie kon je dan jezelf gaan wassen.
Dat ging allemaal heel primitief omdat we geen badkamer hadden. We red
den ons met een groot scherm en teilen in alle maten. Nadat ik me netjes
had aangekleed mocht ik vervolgens boodschappen halen bij Annie Eeltink
voor ons eigen gezin. Mocht ja, want van Annie kreeg je altijd een puntzak
je met lekkere snoepjes. Annie stond in de winkel met haar dochter Ans. Ik
had een vriendin Gré, die van mijn leeftijd was. Doordeweeks mochten zij
en ik bij Annie Eeltink samen de spullen opruimen die door vertegenwoor
digers achter waren neergezet. Als dat klaar was, kregen we een zeekaag,
een grote ronde koek. Een echte lekkernij, vooral omdat we doordeweeks
bijna geen snoep kregen. Wel op zondag. Op zaterdagavond bracht bakker
Burger uit Egmond aan den Hoef ons gevulde koeken die we na de zondag
se mis bij de koffie kregen. Dat was erg gezellig. Dat wil zeggen... in de
winter. In de zomer was de winkel zondags open tot een uur 's middags en
viel het koffiedrinken weg.
34
Geestgronden, 11 (2004), nr. 1