anders je boodschappen deed. (Ik kan trouwens nog watertanden als ik aan
de tulband van bakker de Wit denk.)
Toen ik de straat over mocht steken was het eerste waar ik opuitgestuurd
werd het winkeltje van 'Alie', Cor Wijker, om pruimtabak voor mijn vader
te halen. Ik kwam dan langs de hoekwoning van de Julianastraat waar Arie
Kok woonde. Arie had een boerderijachtig huis. Het liep door tot het O.K.
verenigingsgebouwtje waar zijn paard stond. Het was in derp wel eens
moeilijk om iedereen het zijne te geven. Maar ik had een oplossing. Op
zaterdag deed ik voor een aantal mensen boodschappen en zo kwam ik bij
verschillende winkels als de Vivo, de Centra en probeerde dat zo eerlijk
mogelijk te verdelen. Ze dachten natuurlijk dat ik voor mijn moeder kwam
maar de boodschappen waren voor oude mensen in onze kennissenkring.
Vroeger moesten we op zaterdagmorgen naar school. Later niet meer, toen
werd het een vrije dag. Nou ja, vrij.... De zaterdag was een drukke dag
voor me. Eerst ging ik naar de kerk, dan afwassen en alle pannen schuren,
het Sursum Corda ronddelen en dan eerst naar opoe de Munk in Huize
Hendrika Maria in de Prins Hendrikstraat om boodschappen te doen. Opoe
de Munk was blind maar breide evengoed sokken voor ons. Mijn moeder
deed dan weer andere dingen voor opoe de Munk. Soms moest ik wel een
paar keer per week even gaan horen of opoe nog steken had laten vallen;
die kon ze zelf niet weer opnemen en dan moest ik dat doen. Als het erg
moeilijk was nam ik de sok mee naar huis en deed mijn moeder het. Het
kwam wel eens voor dat opoe de Munk zelf helemaal naar de Julianastraat
kwam en dan bracht ik haar altijd weer naar huis.
Na de boodschappen voor opoe de Munk ging ik naar de Sint Agnes aan de
Voorstraat om een paar oude dametjes te bezoeken of iets te brengen. Om
12 uur had moeder soeppannetjes klaar. Die werden door ons in Egmond
rondgebracht bij zieken en arme mensen. Er was een klein huis tussen Arie
Kok en het O.K. Verenigingsgebouw waar ik vaak eten bracht. En ook bij
Agie en Dirk 'buur' in de Bergstraat. Ik wist niet eens hoe hun achternaam
was.
Anna Belleman en Agatha Konijn woonden naast elkaar in winkeltjes aan
de Voorstraat. Anna kon blaffen als een hond, leuk vond ik dat. Ze had een
broer, Willem, die een lange witte baard had en in Rotterdam woonde.
Regelmatig bezocht hij zijn zus. Toen ik hem de eerste keer zag sloeg mijn
hart een tik over: Sinterklaas al in de zomer in Egmond... hoe kon dat nou?
Geestgronden, II (2004), nr. I
33