A.N.V.Z. in een telefoongesprek vanuit Egmond aan Zee mede dat hij zich
derhalve van zijn belofte tot het geven van instructie ontheven achtte. Zo had
de vereniging enkele weken voor het zweefvliegkamp zou beginnen geen
terrein en geen instructeur. De Lange liet het er echter niet bij zitten en
onderzocht mogelijke locaties tussen Katwijk en Scheveningen. Dit stuitte
echter weer op de moeilijkheid dat door het leger op een gewenst stuk strand
op de meeste dagen schietoefeningen werden gehouden. Nog op de dag
waarop hij de brief met de afwijzing omtrent een kamp op Schouwen had
ontvangen, nam hij zijn fiets en begaf zich naar de rentmeester van het land
goed der Erven Cremers in Bloemendaal. Het was hem namelijk bekend dat
zich op dit landgoed, bij het strand, een duinenrij bevond die voor het zweef
vliegen uitermate geschikt was. Daar de benodigde toestemmingen hem te
lang zouden duren, fietste hij via Haarlem, waar hij het lid van de Raad van
Toezicht van de A.N.Z.V. ir. H. J. Meewis ophaalde, naar Egmond aan Zee.
De directeur van de N.V. Maatschappij Zeehad Egmond. J. Brendel. had
namelijk indertijd van de plannen voor een zweefvliegkamp gehoord en de
A.N.Z.V. op 28 maart 1931 een brief geschreven waarin hij deze vereniging
aanbood alle medewerking en faciliteiten te verlenen indien dit kamp in
Egmond aan Zee zou worden gehouden.
Het terrein in Egmond aan Zee
Onmiddellijk na hun aankomst in Egmond aan Zee, en nadat zij kennis
hadden gemaakt met burgemeester Bos en de heer Brendel, kregen zij een
stuk duinstrook aan de zee evenals een stuk strand vóór deze strook ter
beschikking. De duinstrook aan zee was eigendom van de N.V. Maatschappij
Zeebad Egmond en hier zou dus het zweefvliegkamp van de A.N.Z.V. wor
den gehouden. Een zolder van een der hotels van de Maatschappij zou als
slaapgelegenheid worden ingericht. Tevens zouden hier maaltijden kunnen
worden genuttigd. De gemeentelijke vergunning was eveneens geen pro
bleem, aldus burgemeester Bos. Zoals reeds vermeld had Tijen het als
instructeur laten afweten. Nog diezelfde avond ging er een brief uit naar het
Rhön-Rossikken Gesellschaft (RRG) in Duitsland met het vriendelijke doch
dringende verzoek een instructeur voor het kamp in Egmond aan Zee te
leveren. Deze brief kwam op tafel bij Graf von Ysenburg van het RRG juist
op het moment dat het lid van de Raad van Advies der A.N.Z.V., dr. ir. H. J.
van der Maas, bij hem op bezoek was. Van der Maas adviseerde von
Ysenburg de beste instructeur die beschikbaar was te sturen, want Egmond
zou de basis voor een over het gehele land verspreide zweefvliegactiviteit
Geestgronden, 10(2003), nr. 1
5