Haarlemse familie en sinds de jaren dertig vaste huisdokter van het
Egmondse klooster. Ik ben hem in de kloosterrekeningen tegengekomen
tussen 1535 tot 1558. Helaas ontbreken nu juist de rekeningen van 1552 en
kunnen we niets meer over de genezing van Sebastiaan vinden dan wat Van
Foreest erover schrijft. Op zichzelf is het interessant dat niet alleen Gallus
te hulp was geroepen, maar ook Van Foreest. Men zag blijkbaar in dat het
een ernstig geval was en dat twee medici misschien meer voor elkaar kre
gen dan een. Maar misschien had Gallus hem er wel bij gehaald. Van
Foreest was trouwens vaker in het Egmondse klooster, zo blijkt uit zijn
Medische Oh se r\'aties.
Van Foreest had gestudeerd in onder meer Bologna en was daar in 1543 -
op 22 jarige leeftijd - gepromoveerd tot doctor medicinae. Hij verbleef
vanaf 1546 in Alkmaar. De veelbelovende en scherpzinnige medicus heeft
in zijn geboortestad als onbezoldigd stadsgeneesheer veel goed werk ver
richt. Maar als we hem op zijn woorden geloven heeft hij ook in die stad
veel achterlijkheid meegemaakt. Met minachting spreekt hij over muliercu-
lae, vrouwtjes, en sacerdotuli, priestertjes, die op eigen autoriteit zieken
behandelen en geneesmiddelen fabriceren. Vooral priesters maakten mis
bruik van hun gezag en Van Foreest maakt zich daar boos over. Ook de
mulierculae krijgen er regelmatig van langs. Zo verhaalt Van Foreest hoe
hij in 1548 de zoon van de rector van de Alkntaarse Latijnse school. Heer
Laurens Jacobsz. Zas, behandelde. De jongen was plotseling verlamd
geraakt aan beide benen en zo ziek dat de vrouwtjes reeds hun toevlucht
hadden genomen tot toverformules'Van Foreest doelt hier op de nonnen
van het Witte Hof op de Nieuwe Sloot (huidige Hof van Sonoy) waar Zas
als rector inwoonde, blijkbaar met zijn zoon.
Wat Van Foreest vertelt over die mulierculae is misschien terecht - het is
moeilijk te beoordelen - maar het getuigt toch ook wel van vrouwenhaat.
Geneeskundig actieve vrouwen en al helemaal vrouwen in het vak kunnen
voor hem niets zijn; vrouwen moeten hun plaats weten en zich verre hou
den van de geneeskunde. Als hij in zijn herinneringen al zijn geneeskundig
actieve familieleden de revue laat passeren, laat hij na zijn oudtante
Clemeyns van Foreest te noemen. Let wel, een zuster van de prior van het
Egmondse klooster, Adriaen van Foreest (zijn oudoom dus). De Egmondse
benedictijnen hebben jarenlang zaken met haar gedaan; zij leverde apothe
kerswaren en beoordeelde zelfs incidenteel de urine van de monniken.
Hoe weten we dit? Het blijkt uit de kloosterrekeningen en gelukkig maar,
Geestgronden, 9 (2002). nr. 4
123