voorwaarde dat hij zijn hele leven in dienst van de kerk zou blijven. In april
1643 hield hij zijn afscheidspreek, die hij in druk liet verschijnen - iets dat
eigenlijk nooit gebeurde. Daarna vertrok hij als predikant naar Drenthe,
waar hij, evenmin als in Egmond, als arts erg actief was. De indruk is dat
Picardt het conflict met de synode heeft gebruikt om te vertrekken en zijn
belangstelling voor landbouwcultuur en ontginning in Drenthe uit te leven.
Picardt: zijn land en landbouwkundige experimenten
Picardts landbouwkundige en landontginningsactiviteiten zijn in Drenthe
tot volle bloei gekomen, maar in Egmond begonnen de eerste experimen
ten. Picardt bezat veel grond in de Egmonden, vooral rond Tijdverdrijf, die
hij ongetwijfeld daarvoor heeft gebruikt. Zo kreeg hij in 1639 in erfpacht
seecker houcxken van de duijnen en wildernissenter grootte van 628 roe
den 'Sijpse dijck maet' iets ten westen van Tijdverdrijf, om daar elzen en
andere bomen te planten en groente te mogen telen. Er mocht ook een hek
omheen om konijnen tegen te houden. Ook pachtte hij vruchtbaarder grond
in de Beemster. (Gerding citeert hier Belonje. Bij Van den Berg kan ik dit
niet terugvinden.)
Tot slot Picardus Hofstee in Egmond Binnen. In 1631 erfde Picardt van
zijn schoonvader Johan Cornelis Uytenhage het zuiddeel van de zogenaam
de Danielstuin en een huis en hofstede, terwijl hij het noordelijk deel van
de Danielstuin kocht. In 1662, dus ruim twintig jaar na het vertrek van
Picardt uit Egmond, werd het terrein verkocht. Van 1662 tot 1681 droeg het
de naam Picardus Hofstede (kadastraal C 214a-c), daarna de Sluys. Dat
betekent, dat de huidige Picardus Hofstee in Dorp West iets ten noorden
van de oorspronkelijke locatie ligt.Q
Literatuur:
W.J. van den Berg, Historisch Kadaster van de Binnen Egmonden 1602-1811. Utrecht 1985.
M.A.W. Gerding, Johan Picardt (1600-1670), Drenthe's eerste geschiedschrijver. Assen
1997. Hierin veel literatuuropgaven, waaronder:
J. Belonje, 'Dr. Johan Picardt en zijn Huis Tijdverdrijf', in: Baander 1979, pag. 26-27
Geestgronden, 9(2002), nr. 1
35