"Wel. Ed. geb. Heer, Gepasseerde week werd ik aangesproken door Gerrit Zwaan en zijn vrouw, beiden ruim 70 jaar oud, om eene plaats te verkrijgen in onze Stichting. Deze week heb ik daar over met den Heer van Hall (Directeur, CB) gespro ken, doch er was geene kamer voor man en vrouw disponibel, doch dit is voor deze menschen niet noodzakelijk al moesten zij ieder in een afzonder lijk kamertje wonen was hun goed, als zij maar in de Stichting opgenomen worden waren zij al rijk af. Deze menschen moeten van ééne gulden per week leven en ook nog huishuur betalen. Het is vechten om het bestaan en zoo zouden die tobbers den winter in moeten en het warme gesticht lacht hun zoo toe. Op hun levenswandel valt niets aan te merken, de man heeft tot zijn 60 jaar als vischer de zee bevaren en ik geloof dat hij nooit zonder plaats op een vischervaartuig geweest is, hetgeen wel voor hem pleit, de vrouw deecl vroeger ook haar best met het maken van vischnetten, thans kunnen zij niets meer verdienen. De heer van Hall zeide mij dat de vrouw van Hoogerwerff de eerste aanspraak had, maar die vrouw is na slechts enkele weken in ons gesticht te zijn geweest van ons weggelopen, ik zou dus denken dat vrouw Hoogerwerff' bij deze menschen zou moeten achterstaan, onze vroegere leus was toch dat degene die er eens uitloopt nooit meer opgenomen kan worden. Ik ben dus zo vrij Wel ed. Geb. Heer, U en de ove rige Heeren van het bestuur, ernstig het lot van deze arme oude lieden aan te bevelen. Om te wachten tot de dubbele kamertjes in het Gesticht disponi bel zijn, is wel aanlokkend maar de tobbers hebben niets aan die mooije verwachting of beloften en dan zou ik de Heeren dringend willen verzoeken en aanbevelen ten behoeve van deze arme tobbers te besluiten, om de kamertjes die thans vrij komen niet aan anderen af te staan, maar als er eene plaats open komt die dan open te houden tot zoo lang een tweede kamertje vrij komt. Ik geloof dat dit de eenige kans voor hun zou zijn om in het Gesticht geplaatst te worden. Moeten zij naar eene dubbele kamer wachten, dan vrees ik dat zij het Gesticht niet meer noodig zullen hebben. De Diaconieën alhier willen gaarne voor hun betalen des noodig het volle bedrag van 105 jaarlijks. Excuseer Welecl. Geb. Heer mijne vrijmoedig heid en onder betuiging mijnen waren hoogachting heb de eer te zijn Uwe Dw. D. C. de Groot" 10 Geestgronden, 9(2002), nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2002 | | pagina 12