Het bureau Bergen had twee hoofdtaken: het aansturen van de zes vestigin gen en de inventarisatie en het herstel van de oorlogsschade binnen de gemeente Bergen zelf. Ook de distributie van bouwmaterialen binnen het gehele gebied liep via het subbureau Bergen. Het ontmantelen van militaire installaties, het verwijderen van de hekken en palen op het strand en het ruimen van landmijnen behoorden niet tot de taken van de wederopbouw. De ontwapende Duitse militairen moesten zelf hun mijnenvelden opruimen. Als bewijs dat alle mijnen geruimd waren, moesten zij gearmd naast elkan der door het geruimde veld lopen. Op 6 juli 1945 werd via aanplakbiljetten officieel bekend gemaakt, dat in afwachting van de nader af te kondigen onteigening door het College van Algemeene Commissarissen voor den Wederopbouw het puin c.q. restanten opstal, het een ieder (ook de eigenaars) verboden is te beschikken over het puin, hout en andere bouwmaterialen, afkomstig van panden, welke door oorlogsgeweld, direct of indirect, geheel of nagenoeg geheel zijn ver woest." Het uit de puinhopen verwijderen van roerend goed (meubilair, etcetera) was alleen toegestaan met een door de burgemeester van Egmond- Binnen en Egmond aan Zee af te geven schriftelijke verklaring. Voor alle aangelegenheden betreffende de wederopbouw moest men zich verder tot het Districtshoofd van het Streekbureau Noord-Holland West aan de Karei de Grootelaan 13 in Bergen wenden. In Egmond aan Zee was dinsdag en vrijdag tussen negen en twaalf uur een spreekuur in het raadhuis. Vanuit Haarlem werd opdracht gegeven stedenbouwkundige plannen te ontwikkelen voor die plaatsen waar grote delen van de bebouwing waren gesloopt. Dat was onder andere in Egmond aan Zee en Bergen aan Zee het geval. Petten was vrijwel geheel van de aardbodem geveegd. Voor Egmond aan Zee werd door het architectenbureau J.F. Niepoth uit Rotterdam in september 1946 een wederopbouwplan voor het verwoeste dorpsdeel opgesteld. Het plan werd op 27 november door de gemeenteraad van Egmond aan Zee vastgesteld. Daar de goedkeuring door de minister van Openbare Werken en Wederopbouw naar het inzicht van het college van burgemeester en wethouders te lang op zich liet wachten, vroeg het dagelijks bestuur op 22 mei 1947 audiëntie aan om over de trage gang van zaken te praten. Bij besluit van het College van Algemeene Commissarissen voor de Wederopbouw werd het plan uiteindelijk de dato 23 oktober 1947 goedgekeurd. 118 Geestgronden, 8 (2001), nr. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2001 | | pagina 30