harde vleugels tussen de vingers, spouwden op de dunne vlegels en den
gingen ze bromme. Ook zochten we veel aitjes. Het zat vol met knete
(kneuten).
Er waren ook veel troldergasten voor de visserai want werk was er niet op
derp. Alliendig Ellem plante en een netje braaie.
Er ginge iedere ochtend drie bussen met visserloi nee Aimoie, De Graaf,
Tinus Wijker en Jaap Gul.
Ik ging om de 3 weken 's middags nee derrep maar dat gaat sinds anderalf
jaar niet meer. Ik heb bot ontkalking en is dat nu te ver. Wel jammer.
Ik hoop dat U het leuk vind om wat van het vroegere derrep te lezen.
Vriendelijke groeten.
IJmuiden,
Mevrouw nog bedankt voor de brief die U mij hebt terug geschreven. Ik zal
U schrijven hoe mijn jeugd 1923 was in Egmond.
Et ete bai ons was op een bord mit groente en in de midde een schaal mit
eerappels en in de midde een koppie mit vet.
We ate meest plantertjes die ware et goedkoopst. We hadde gien tafelkleed
maar een zaailtje. Ook adde we aaizerre (ijzere) verke den konne we ze eel
opprikke en in et koppie dope.
Als we vis ate den sting er een koppie ziere doop voor skol en mosterd
doop voor skellevis.
Voor vis een zoodje kranten op et zaailtje den konne we deer de biene op
gooie.
Deer oorde gien groente bai.
Ons speelgoed was niet oit de winkel.
We adde een oepel van een wiel van een kinder wage en een tol van 2
cente. Tolle en oepele kon je in de voorstreit want er was die tait gien ver
keer in de voorstreet. Soms een peerd en wage. De maaidjes adden een
spring taaiw. Een vlieger maakte je zelf. Bamboes van de strangt en een
krant mit plaatjes er op plakt ooit een boekie.
Moeder kookte er den staaifsel voor. Je kon ier goed vliegeren op de
toren sdoin.
's Winters ginge we sleeën van de doinen af. Mit derper sleetjes. Deer zat je
goed vast in.
Geestgronden, 8 (2001), nr. 2/3
81