Afb. 36: Cor Koper in zijn jonge
jaren, samen met zijn zussen.
Het precieze jaartal is onbekend
(Fotografie P. Jonker Zoon,
Egmond aan Zee)
In het voorjaar kwam een skilpkar om het nee doin te brengen voor het
eerdappellangd.
Et ete was meestal stamppot zoas een ooie stampie of zierkool en biete
stampie.
As er amparte groente was den ginge de eerappels in een stiene schaal
midde op de tafel en een koppie doop midden tissen de eerappels.
Bai skellevis kreeg je een mosterddoopie en bij skol ziere doop.
De vis wier altijd mit de angde egete want messe gebroikte we niet bai 't ete.
De kindere konnen derloi ook goed vermake. 's Zemers de strangt om te
bade. Je had alle roimte want badgaste ware er toen nog niet veel. Die zate
de hele dag in een badstoel an ekleed.
We konne oepele, tolle en vliegere er waren toen nag gien otos.
De vliegers maakten we zelf van bamboes van de strangt en een krant.
Moeder maakte de staifsel.
Zindags middags 's winters ginge we nee de speeltoin lopend deer et melk-
padje nee et Woud. Zemers as 't donker werd gingen we roite pampieren
(meikevers) vangen. As we ze hadde den liete we ze bromme. We name de
80
Geestgronden, 8 (2001), nr. 2/3