de reiger. Deze was goed waar te nemen in je auto bij de natuurvijvers. Als je daar rustig bleef wachten zag je alle eendenpullen verdwijnen en ook de kievietenjongen. Dit jaar hadden wij vijf nesten in de tulpen. Ze waren alle goed uitgekomen. Het leek wel oorlog in de lucht en na twee weken was alles verdwenen. Alles beschermen is onmogelijk want de sterksten blijven over en de jon gen van de voor ons nuttigste vogel (om er één te noemen) de koolmees, een luizenbestrijder, zijn vaak een prooi voor de ekster, overigens een prachtvogel. Zetje mezenkastje vlak bij een meidoorn, dan zoeken de kool meesjongen met uitvliegen daarin bescherming. Tussen de jaren vijftig en zestig deed de kabelploeg zijn intrede (zie afb. 11b). Thans gebeurt dit werk met een zware trekker en het gaat dan ook sneller, maar de grond moet er wel geschikt voor zijn; anders wordt de ondergrond te vast gereden, waardoor er een plaat kan ontstaan. Daardoor Afb. 11a: Van handwerk naar de tech niek. Deze man staat nog dicht bij de natuur. Twee steek spitten met een schuim. Hij ziet alles: de wormen, de mieren, slakken, padden en muizen Afb. 11b: Hetzelfde werk machinaal, met de kabelploeg: het begin van de mechanisatie 118 Geestgronden, 7 (2000), nr. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2000 | | pagina 24