Afb. 9: Vier ribben en een wer vel van de vinvis werden in 1931 door fotograaf J. Westen berg in een tuin in Bakkum gefotografeerd (uit collectie Piet Groen) In het begin van de jaren zeventig zijn deze skeletdelen aan bezoekerscen trum De Hoep van het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland geschonken. Dat was toen nog gevestigd in een houten gebouwtje. De ske letdelen werden ernaast in de buitenlucht opgeslagen. Waar ze zich nu bevinden is niet bekend. De walvisrib die de Haarlemse fotograaf A. v.d. Most van Spijk in 1936 aantrof aan de gevel van het pand van de arts dr. A. Melchior aan de Braamsingel te Haarlem was eveneens afkomstig van de Egmondse vinvis. De medicus was geïnteresseerd in walvissen. Zo zou hij in de winter van 1946 op 1947 een tocht met de walvisvaarder Willem Barendsz meemaken. Zijn boek De eerste walvisvaart van de Willem Barendsz getuigt daarvan. Navraag bij zijn zoon. eveneens arts te Haarlem, leerde ons dat ook deze rib waarschijnlijk als verloren beschouwd kan worden. Op het adres aan de Braamsingel hebben nadien meerdere mensen gewoond. Antonius Boudewijn van Deinse. geboren te Nijmegen, stelde in 1918 al een uitvoerige lijst op van exemplaren van het zoogdierengeslacht Balaenoptera, die in de loop van de tijd op onze kust werden aangetroffen. In 1931 schreef hij het proefschrift De fossiele en recente cetacea van Nederland. Het bevat meer dan veertig meldingen van strandingen van vinvissen. De Geestgronden, 7 (2000), nr. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2000 | | pagina 20