De tweede stranding vond plaats op 13 november 1914 te Katwijk aan Zee.
Dit was een mannetje van ruim 16 meter lang. De schedel, enkele halswer
vels, borstvin, bekken en enkele baarden zijn eveneens in Leiden beland.
De derde stranding was op 15 november 1914 te Hoek van Holland. Het
geslacht van het dier is onbekend. De lengte was circa 24 meter. Deze vin
vis is verloren gegaan. Slechts een stuk schedel, een halve onderkaak en
één rib zijn destijds in de tuin van het Waterstaatsgebouw in Hoek van
Holland terechtgekomen. Een serie van 34 baarden ging naar Leiden.
De vierde stranding was dichter bij Egmond aan Zee. Op 28 november 1914
werd te Bergen aan Zee in de branding een vinvis - zonder kop - aangetrof
fen. Ook in dit geval is het geslacht onbekend gebleven. De lengte was een
kleine 20 meter. In het dier werden granaatscherven aangetroffen. Op het
strand werd de speklaag losgesneden, waarna de vis naar de loods De Zeester
aan de Witteweg werd gebracht. Daar werd van het spek traan gekookt. Dit
verspreidde een afschuwelijke stank. Een deel van het skelet werd begraven
aan de voet van het duin waarop de villa Ulysses stond. (Deze villa was ver
noemd naar het op 31 januari 1877 nabij kilometerpaal 33 gestrande stoom-
Afb. 7: Nederlandse militairen poseren op 3 maart 1915 bij de mijn van Engelse
makelij, terwijl Egmonders op en bij de vinvis hebben plaatsgenomen (foto P.
Jonker en Zoon, uit collectie Piet Groen)
Geestgronden, 7 (2000), nr. 4