Piet Groen en Rob Leijen kwamen tijdens hun speurtocht naar aangespoelde vin
vissen zelfs ratten tegen. (Red.)
P. Groen en R. Leijen
VINVISSEN OP HET STRAND
De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) is ondanks de Nederlandse neutrali
teit niet onopgemerkt aan de Egmondse bevolking voorbijgegaan. Het vis
sersmonument aan de oostkant van Egmond aan Zee herinnert aan de op
zee omgekomen Egmonders (zie ook de artikelen van Kees Blaauboer en
Piet Groen, respectievelijk in Geestgronden jrg. 5, nr. 3/4 (december
1998) en Geestgronden jrg. 6 nr. 2/3 (augustus 1999). Zoals vermeld in
laatstgenoemd nummer richtten mijnontploffingen ook na de oorlog nog
schade aan de bebouwing aan.
Ontploffend oorlogstuig leidde ook tot de dood van vissen. Spectaculaire
strandingen van onder meer vinvissen getuigden daarvan. De gewone vin
vis. Balaenoptera physalus (L.), is een soort van de familie Balaenopteridae.
De dieren bereiken volwassen een lengte van 20-27 meter. De mannetjes
worden gemiddeld 20 meter, de wijfjes 22 meter. Een pasgeboren jong is
6-6.5 meter lang. Na zes tot twaalf jaar zijn de dieren geslachtsrijp. Ze heb
ben dan een lengte van ongeveer 17-18 meter bereikt.
De paring geschiedt in de winter (op het noordelijk halfrond dus in andere
maanden dan op het zuidelijk halfrond) en na een draagtijd van ongeveer
een jaar wordt het jong geboren. Ouders en jong blijven daar niet lang. Ze
trekken in de richting van de pool waar in de zomer voedsel in overvloed
is. Op hun heen- en terugweg volgen zij ook de haringscholen. De gewone
vinvis voedt zich namelijk niet zoals de andere baleinwalvissen uitsluitend
met plankton. Vooral vis staat op het menu. Haring vormt in winter en
voorjaar het hoofdbestanddeel van het voedsel.
Terug naar de Eerste Wereldoorlog. In 1914, 1915 en 1916 zijn zes stran
dingen van deze soort ten gevolge van bommen of mijnen gemeld. In
november 1914 spoelden binnen zestien dagen niet minder dan vier exem
plaren aan. De eerste stranding vond plaats op 11 november 1914 te
Wissekerke. Het ging om een vrouwtje met de lengte van 21,5 meter. Het
skelet is terechtgekomen in het Museum van Natuurlijke Historie te Leiden.
Geestgronden, 7 (2000), nr. 4