was gegaan, te onderzoeken. Zoals altijd was ik er ook bij. eerst de sgt.
telegrafist, die onmiddellijk naar de radiohut moet snellen om te voorko
men dat er wordt getelegrafeerd. Het schip bleek vol met uit Polen gevluch
te Joden te zitten, mannen, vrouwen en kinderen. Een van hen vroeg mij
"Was ist losT' Ik maakte hem duidelijk dat de gelden bevroren waren en dat
het schip wachtte op orders uit Japan: ofwel terugkeren of zijn reis voort
zetten naar Australië. Ik ben niet op de hoogte wat er verder met dat schip
gebeurd is. Intussen begint de toestand er steeds somberder uit te zien en
begin december worden wij plotseling uit een reparatieperiode naar zee
gestuurd. De lopen van de kanonnen staan nog in de rode menie, waar
natuurlijk spoedig grijze verf overgesmeerd wordt.
Afb. 2: De Evertsenvan hetzelfde type als de schepen waarop Cor Stam diende
(de Van Ghent en de Piet Hein)
Op een maandagmorgen vroeg komt bootsman Bouw mij wekken: "Stam,
kom eruit, we zijn in oorlog met Japan, ook Amerika en Engeland,"4' Wij
bevonden ons ergens in het oosten bij Timor. Het klinkt vreemd, maar ik
had een gevoel van opluchting. Je wist nu waar je stond: alsmaar dat heen
en weer varen en patrouilleren ging vervelen. Op het eilandje waar wij in
de buurt waren, werden alle overtollige goederen: oefeninzetlopen voor
geschut, de roeiboot, schietschijven, matten aan dek, kortom, alles wat geen
nut had om oorlog te voeren of alles dat brand kon veroorzaken, naar dat
eiland versleept en aan de hoede van de daar aanwezige Nederlandse
gezaghebber toevertrouwd. Het ligt er misschien nu nog. De mitrailleurs
van 12,7 mm. twee aan stuurboord en twee aan bakboord, werden opge-
46
Geestgronden, 7 (2000), nr. 2/3