Clopper noemde naar zijn grootvader van moeders kant, woonde daar. Haar
oudste broer Paulus Jacobsz Soutman volgde zijn vader op als schepen en als
leenman van Egmond en woonde vlakbij. Waarschijnlijk was hij een van de
rechters van zijn zwager. Aachte's moeder was dus ook een Clopper, en wel een
volle nicht van het slachtoffer.
Ligt in deze verwantschap tevens de verklaring van het in onze ogen mis
schien wat merkwaardige feit dat Aachte haar man niet is gevolgd in diens
ballingschap? Krasser nog, ik vermoed dat de zoon van Aachte en Mies de
Jacob Miesz was, die in 1689 genoemd wordt als voogd over de kinderen van
wijlen (zijn zuster?) Guurtje Mies en Jan Pietersz Teunen. En deze Jacob
noemt zich niet Rijcken of Soutman naar een van zijn beide grootvaders,
maar... Clopper, mogelijk ter nagedachtenis van het slachtoffer!?
Toch schijnt het contact met Mies niet helemaal verbroken te zijn. In 1655
nog wordt hij zonder verder commentaar onder de erfgenamen van zijn vrouws
tante Leentje Paulus genoemd (HKB. p. 675) als woonachtig in Vlaanderen.
En toen Aachte Jacobs het ouderlijk huis te Rinnegom erfde en verkocht in
1682, woonde ze zelf inmiddels in de Wijde Wormer als 'weduwe en boedel
houdster van Mies Jacobsz'. Men had kennelijk bericht ontvangen van zijn
dood. Daarna werd het stil, of kan het zijn dat dezelfde Aachte Jacobs als
weduwe (van een niet genoemde man) nog in 1696 een huis in Egmond-
Binnen kocht, pal ten noorden van de twee genoemde herbergen (HKB, p.
1108)? Dan zou ze de cirkel wel heel mooi rond maken.
We moeten nu toch nog terug naar Egmond-Binnen voor het antwoord op de
vraag waar Descartes woonde. Want nu de ongelukkige buren van Descartes
zijn opgespoord en geplaatst, weten we toch ook waar hi j zelf woonde? Ja,
het zou kunnen dat hij een eenvoudige kamer in de aangrenzende herberg 'De
Abdij' had gehuurd: het huis dus waar eens de vader van het slachtoffer enige
tijd herbergier was, en dat tussen 1645 en 1659 werd beheerd door de waard
Olbrant Claasz.
Toch blijkt deze gedachtegang niet juist te zijn. Descartes heeft voisin name
lijk in brede zin gebruikt, hetgeen uit het volgende mag blijken. Geruime tijd
na afsluiting van dit artikel in 1994 kwamen mij drie regels uit Fasel's
'Kroniek over Alkmaar' onder ogen, waarin bij het jaartal 1645 stond:
Renatus Descartes heeft in 1645, '48 en 1649 nog gewoont op zijn gehuurde
hofstede tot Egmond Binnen, op de hoek van 't Krijtveld bewesten d'abdije,
alleen met een knegt en meyt.
88
Geestgronden, 7 (2000), nr. 2/3