dan een strenge wet is mij dan ook de gratie, want liever één rechtschapen
mens terecht in vrijheid gesteld, dan duizend hoeven gestraft.
Genade voor recht. Hier spreekt de vrije geest van het humanisme. Descartes'
oordeel in de zaak Meeus Jacobsz lijkt wel een voorstudie voor zijn in 1649
verschenen Traité des passions de l'ame ('Verhandeling over hartstochten van
de ziel'). Descartes beschouwt Meeus niet als een misdadiger maar als het
ongelukkig slachtoffer van zijn eigen emoties. De tekst zou gisteren geschre
ven kunnen zijn; maar in die tijd was deze visie een licht in de duisternis.
Aan Jan van Foreest kon hij korter zijn (ik vertaal het Frans vrij): 'wat zou ik,
als nieuwkomer hier jou nog moeten vertellen over de kwaliteiten van een
man die je beter kent dan ik en wiens bezit minder dan niets waard is'.
Inderdaad kan Jan van Foreest onze Meeus Jacobsz goed gekend hebben want
hij en zijn vader Jacob van Foreest kochten in 1612 een huis aan de zuidzijde
van de Langestraat (thans Abdijlaan). Jacob van Foreest woonde hier zeker
toen hij in 1616 en 1617 als getuige bij zijn dorpsgenoot de notaris Walen
burg optrad. Na zijn overlijden in 1624 breidden Jan en zijn moeder Marijtje
Adriaans van der Nijenburg het perceel (en het gebouw) zo uit dat het nog
lange tijd daarna 'Het Hooge Huys' werd genoemd. Waarschijnlijk woonde
ook de weduwe Van Foreest hier tot haar dood in 1632 en kwam Jan regelma
tig naar Egmond-Binnen. Het huis bleef in de familie tot circa 1725, maar
werd later vaak verhuurd.
Bots betwijfelt of Descartes' steun iets heeft uitgehaald. Gratie werd in ieder
geval niet verleend. Wel besloot de Rekenkamer op 9 januari 1647 om Aachte
Jacobs tegemoet te komen: naast de proceskosten mocht ze volstaan met een
boete van 25.
Naast deze (aardige) bijzonderheden is er nog een, die voor onze vraag van
bijzonder belang zou kunnen zijn: Descartes noemt de herbergier Meeus
Jacobsz I'hoste nostre voisin (de waard onze buurman). Het is mogelijk dat
hij voisin in brede zin opvatte, namelijk als buurtgenoot of dorpsgenoot. Maar
als hij het letterlijk opvatte (naaste buurman) dan zijn we dicht bij huis, want
in het Historisch Kadaster van de Binnen-Egmonden (HKB) vinden we Mies
Jacobsz (zoals hij hier steeds heet) en zijn genoemde familierelaties, en de
precieze locatie van zijn herberg.
Mies Jacobsz kocht op 9 mei 1645 de herberg 'Het Huys van Egmond' aan de
westzijde van de Hereweg op de noordhoek van de straat naar Sint
Aalbertskapel (lange tijd café Swart, nu Het wapen van Egmond-Binnen.
Herenweg 59) van zijn stiefvader meester Jacob Clopper voor de lieve som
86
Geestgronden, 7 (2000), nr. 2/3