Egmond) moest verschijnen, eiste de officier echter een strenge straf: executie met het zwaard en verbeurdverklaring van al zijn bezit, of anders tenminste een fikse geldboete en verbanning uit Egmond voor twintig jaar. Meeus ver dedigde zich door zich te beroepen op noodweer. De leenmannen geloofden hem, wezen de eis van de officier af en veroordeelden Meeus op 15 septem ber 1645 slechts tot een boete van 400 en de proceskosten. De procureur- generaal van het Hof van Holland was echter overtuigd van moedwillige doodslag en ging onmiddellijk in hoger beroep tegen dit milde vonnis. En zo veroordeelde het Hof op 21 december 1646 Meeus Jacobsz bij verstek (hij kwam niet opdagen) alsnog tot eeuwige verbanning uit de provincies Holland, Zeeland en Utrecht op straffe van terechtstelling met het zwaard. Bovendien werden al zijn goederen verbeurd verklaard ten bate van de Grafelijkheidsrekenkamer van Holland. De vrouw van Meeus, Aachte Jacobs, bleef met twee kinderen en een zware schuldenlast achter. Wat moest zij beginnen nu ook de herberg, haar enige bron van inkomsten, werd geconfisqueerd? Ze diende dadelijk een verzoek schrift in om de gerechtelijke inbeslagneming te mogen afkopen. De schuldei sers van haar man hadden al uitstel van betaling beloofd. Descartes nu schreef ter ondersteuning van het verzoek van Aachte Jacobs twee brieven, die integraal bij het artikel van Bots zijn opgenomen. De eerste van eind 1646 was gericht aan Constantijn Huygens, secretaris van stadhou der Prins Frederik Hendrik (hij alleen kon gratie verlenen); de tweede begin 1647 aan Jan van Foreest (1586-1651), de in Alkmaar geboren rechtsgeleerde en lid van de Hoge Raad van Holland en Zeeland, wiens oom (eigenlijk vaders neef) Nanning van Foreest lid van de genoemde Rekenkamer was. De brief aan Huygens is een roerend pleidooi vol verzachtende omstandighe den. Vrij vertaald uit het Frans enkele zinsneden: 'De arme man is de vrien delijkheid zelve en heeft voordien nog nooit een vlieg kwaad gedaan. Het slachtoffer was dan wel de echtgenoot van zijn moeder, maar zij waren al jaren uit elkaar omdat hij haar grof mishandelde; uit wraak voor de schei ding bedreigde Clopper zelfs haar kinderen. Bovendien was Meeus uit zijn doen vanwege een ernstig ziek kind, toen hij zijn zwager te hulp schoot. En zegt het soms niet genoeg dat de familie van het slachtoffer Meeus op de dag van de begrafenis vergiffenis had geschonken Ook ik wens als iedereen niets dan veiligheid en rust en vind die juist in Holland waar misdaad streng gestraft wordt. Maar de procureur lijkt enkel een afschrikwekkend voorbeeld te willen stellen door de wetten strikt toe te passen, zonder rekening te houden met de omstandigheden en de mens achter de dader. Dierbaarder en nuttiger Geestgronden, 7 (2000), nr. 2/3 85

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2000 | | pagina 47