De gebroeders Eeltink waren met één schelpkar vooruitgegaan. Zij smaak
ten het genoegen de opvarende van de bom met behulp van die schelpkar
van boord te halen.
Ook in het notulenboek van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding
Maatschappij zijn gegevens over de stranding opgetekend.
Het waren de gebroeders Koen-
raad Eeltink (1874-1933) en Ber-
nardus Eeltink (1882-1963) die de
redding met de schelpkar verricht
ten. Laatstgenoemde. Nars, leeft
bij vele Egmonders nog in de her
innering voort.
Een van de opvarenden wijdde la
ter een lang gedicht aan de stran
ding.
Behouden teelt
Ik wil u hier iets gcuin verklaren,
wat ik eens heb wedervaren. On
dervonden heb aan 't vege lijf, 't
was in 't jaar negentienhonderd
vijf. Ik was gaan varen op een bom
schuit, tot schipper hadden we
Piet Guyt. Twee waren er uit Urk
gekomen, en hadden bij ons vaart
genomen. Een broer en ook een neef van mij, Arie en Kees van Duijven-
bode voeren erbij. En ook mijn ome Maart de Mol, maakten samen de
bemanning vol. 't Eiep tegen 't einde van november, Wij zouden toen naar
huis toe gaan. Om voor behouden teelt, op de duinreep te gaan staan. Maai
de mens kon wel wikken, God zou het anders beschikken. Wij hadden dan
naar ons verlangen, ruim negentien last haring gevangen. Een ieder was
daarmee tevree. Dus koersten wij naar Katwijk aan Zee. Wij kregen
Noordwijk in 't zicht. Daarheen was nu ons oog gericht. Maar door het
krimpen van de winden, moesten wij gaan zeilen minderen. De wind die
ging toen steeds meer op. Wij kozen toen weer 't ruime sop. Met dit al luid-
Afb. 15: Het omslag van het notulen
boek van de reddingmaatschappij
78
Geestgronden, 7 (2000), nr. 2/3