Iemand van ons maakte van een stuk karton een schaakbord en van het
overvloedige zeep schaakfiguren, terwijl de omhulsels van de bonbons
gebruikt werden om de witte en de zwarten schaakfiguren te omkleden.
Eenmaal per dag kregen wij wat rijst en een visje en wat groente, maar wij
hadden geen bestek, reden waarom ik van een stapel dakpannen die daar op
de binnenplaats stond er eentje organiseerde welke als bord dienst deed,
verder gebruikte je je handen. Na enige dagen moesten wij onder leiding
van een brute Japanse soldaat, wiens handen zeer los zaten, ergens een
straat aanvegen, dat was meer een demonstratie tegenover de inlanders, om
te laten zien hoe heldhaftig en sterk Japan wel was en hoe vernederend
voor ons. De leus "Azië voor de Aziaten" werd daar en toen duidelijk gede
monstreerd. Ik deed tijdens dat vegen een belangrijke vondst, ergens tussen
de rommel vond ik een gebloemd porseleinen lepeltje, van laat ik maar zeg
gen een grote druppelvorm; hoe dan ook, met de glazen dakpan en het
lepeltje was mijn servies compleet!
In ons gevangenenhok waren houten britsen en twee grote ramen zonder
glas maar met tralies, zodat wij een vrij uitzicht hadden op de ruime bin
nenplaats. Ook was overdag de deur meestal open. Tegenover onze cel zat
een eenzame Europeaan die elke morgen door een paar Japanse officieren
werd verhoord en als hij niet antwoordde op hun vragen terdege werd afge
ranseld; later kwam ik aan de weet dat die man iemand was van de
Nederlandse regering aldaar en die geprest werd om voor de jap belangrijke
geheimen prijs te geven. Jongen, dacht ik, wat staat je allemaal nog te
wachten bij deze woestelingen.
Bij ons op de Piet Hein diende ook de militiematroos Louwerens, 30 jaar,
een Indische jongen en onderwijzer. Hij was zoals velen in 1940 onder de
wapenen geroepen en was ook in de sloep terechtgekomen en daardoor ook
bij ons in de gevangenis. Hij vertelde mij dat hij op de HBS een 10 voor
wiskunde had. Ik zei: Dat is mooi jongen, maar daar heb je hier niets aan.
Hier moet je zo goed als je kan op jezelf passen en proberen en hopen dit te
overlevenHij heeft het niet overleefd. In 1944 is hij in het kamp in Japan,
Nagasaki, overleden.
Naast ons in zo'n zelfde hok zaten inlanders die de vervelende gewoonte
hadden om de halve nacht Allah, hun God, op een klagerige zangtoon aan
te roepen, waarvan je helemaal dol werd. Als een van ons dan riep "D/am!"
(Stilte!), dan werd het weer een poosje stil en daarna begonnen ze opnieuw.
Het waren lui die zich aan plundering van verlaten Europese huizen hadden
54
Geestgronden, 7 (2000), nr. 2/3