motorsloep getankt moest worden. Zoals ik het zie, is dat vat de Piet Hein noodlottig geworden, want er sloeg een Japanse granaatscherf in, het vat ontplofte en de brandende benzine spoot over het hele schip, dat meteen in lichterlaaie stond: een prachtig doelwit voor de jappen. Ook was er een stoom- leiding geraakt, waardoor een oorverdovend gesis ontstond, al met al zeer angstwekkend. Ondanks alles, terwijl het daarvoor bestemde personeel pro beerde de brand te blussen, schoten onze kanonnen voortdurend op de Japanse schepen en werden er ook torpedo's gelanceerd. Het zag er voor ons slecht uit en op een gegeven moment riep de commandant: Iedereen klaarmaken om het schip te verlaten wat voor mij betekende de motor sloep te helpen strijken en daarin plaats te nemen om eventuele gewonden in ontvangst te nemen. De motorsloep was aan stuurboord, de van de vijand afgekeerde zijde. In de sloep werd de zwaargewonde matroos le klas Kooistra opgenomen en een Javaanse kwartiermeester, wiens beide benen mankeerden: die was al bijna dood. Er was niemand om de sloep los te gooien en in overleg met de enige in de sloep aanwezige ltz. 3e klas heb ik de vanglijn doorgesneden. De ltz. zei: "O/? enige afstand meevaren, de Piet Hein maakt het niet lang meer, misschien kunnen we nog een paar drenke lingen oppikken.Dat heeft niet zo mogen zijn, onze motor sloeg af, wat er ook geprobeerd werd, wij konden niet verder. Het houten kastje, waarin de motor stond, hebben we gesloopt en met die plank peddelden we verder, wat natuurlijk zinloos was, want de Piet Heindie zijn vaart uitliep, was inmiddels een eind weg. Op een gegeven moment was er een geweldige ontploffing en in een vuurzee verdween ons schip, de helft van de beman ning, stokers, machinisten en mensen beneden in het seinstation met zich meesleurend in de diepte2". Onder hen ook onze eerder genoemde buurman Karei Schmale, vermoedelijk met alle mensen daar verbrand door ontsnap pende stoom uit lek geschoten leidingen. Een uiterst moedig optreden, ver nam ik na de oorlog, van de officier machinist van Moppes, die enkele gewonden naar boven heeft gebracht, doch tenslotte zelf ook niet meer naar boven is gekomen. Hoe dan ook, daar dreven wij en we bespraken het idee om naar Australië te varen als de motor het weer zou doen, of om naar de plek te gaan waar de Piet Hein was gezonken om daar hulp te bieden. We hebben de dode kwartiermeester daar een zeemansgraf gegeven. Ook matroos Kooistra overleed spoedig. Ik was bij hem, het laatste wat hij zei was Fryslan hoppe" 50 Geestgronden, 7 (2000), nr. 2/3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2000 | | pagina 12