toen. Bij Westeinde moesten we 'klunen' naar de Molenvaart om in Anna Paulownapolder te komen. Daar woonde ene ome Kees Huiberts, een broer van Moeders eerste man. Heel gastvrij koffie en brood met dikke plakken gekookt spek, nou dat wil er wel in. Hun zoon kwam later thuis met paard en wagen, die heette net als mijn halfbroer ook Loof. Het zou interessant zijn om eens na te gaan hoe die naam in de kop van Noord-Holland is terechtgekomen. Een achtergebleven Noorman misschien? Die ome Kees raadde ons aan om niet via de Molenvaart te gaan maar een kortere weg vanaf het Oude Veer over de Grote Sloot te gaan, dan sneed je een recht hoekig stuk af. Het laatste stuk hebben we in het donker gereden. Ik herin ner mij nog best mijn stijve voeten. Vader had van Hein Liefting (van Waterrijk) land aangenomen om twee steek om te spitten. Ik ben een paar keer mee geweest om te peilen of de vorst al uit de grond was; die winter heeft dat tot maart geduurd. Met zijn drieën. Vader, Loof en ik, gingen we dan kijken of er al werk verzet kon worden. Om half twaalf werd ik dan naar huis gestuurd om warm eten in mijn draagmand te halen, alles in een deken gewikkeld, zo zaten wij dan in de luwte te eten. Wij waren de eerste picknickers. Mijn zus Pietje Huiberts was in betrekking bij Jaap Hopman, in het café aan de Voorstraat bij het station. Deze had een zoon Piet, een in mijn ogen al oude vrijgezel. Deze Piet had bollenland op Wimmenum, tegen de dui nen aan, later is het Zeevogels-sportterrein geweest. Piet had ook nog een paar koeien, de melk daarvan werd bij Truus Tervoort tegenover de uitgang van dat land op het erf gezet voor Piet Kool, de melkrijder. Via mijn zus Pietje kon ik bij Piet Hopman komen werken: tulpen wieden of koppen, misschien twee weken, dat weet ik niet meer. Ik was geloof ik een nogal ijverig jongetje en een praatjesmaker die voor zijn dertien jaren al veel begreep van het leven; er was dan ook via via bericht bij mij thuis gekomen dat ik voor mijn leeftijd veel te wijs was; dat kon echter niet meer worden teruggedraaid: zo ging dat toen. Door Piet Hopman op de 'transferlijst' geplaatst, kwam ik bij Frans Tervoort terecht voor dezelfde werkzaamhe den. Zijn land lag in een grote driehoek tussen de Herenweg en de Zand weg. Erg goede mensen; van de vrouw, Trijn Wittebrood, mocht ik mee middageten. Er waren drie kleine kinderen, Gert, Piet en een roodharig meisje, die later op Kalverdijk woonde, getrouwd met een persoon uit dat dorp. Geestgronden, 7(2000), nr. I 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2000 | | pagina 7