ook nog maar net aan die loopbaan was begonnen en eigenlijk van toeten noch blazen wist. Die zomer werkte ik dan bij Zwaan in Bergen of ik nooit weggeweest was. Mijn schaarse vrije tijd bracht ik meestal door bij Van Wonderen, een paar huizen van Zwaan af. Dat was een boerderij en huisje van aanloop. Daar waren altijd jongelui van mijn leeftijd waar ik het altijd reuze naar mijn zin had. In september eindigde mijn dienstverband bij Zwaan, waarna ik direct aan de slag kon bij een bouwboer in Stompetoren, samen met P. Hopman Jzn. In het hooi slapen, 's morgens het gezicht nat maken onder de pomp, zelf voor eten zorgen: kadetjes, worst en melk. daaruit bestond ons menu. We maakten lange dagen, waarbij we hard moesten werken. De mondelinge overeenkomst met de baas was: als jullie goed werken krijg je 4 gulden per dag, en anders 3'h. Natuurlijk hadden we niet hard genoeg gewerkt en moesten we met 3'/2 gulden genoegen nemen. Wij namen voorgoed afscheid van deze baas en zijn armzalige leefwijze. Ik vrees dat wij niet onze beste wensen op die boerderij hebben achtergelaten. Daarna kwam ik te werken bij Hogenstraten conservenfabriek, die er nu niet meer is. Daar ging ik snijbonen malen, machinaal, stukwerk. Als je goed je best deed. kon je 6 gulden per dag verdienen, dat heb ik dan ook gehaald. Daarna heb ik kippen en eenden geplukt. Toen die campagne afge lopen was, werd het inmiddels oktober en jachttijd. Er kwamen hele zen dingen fazanten, hazen en konijnen binnen, buit van jachtpartijen, die dooi de fabriek werden gekocht. Toen moest er gevild worden, nou dat had ik goed geleerd bij Zwaan; de oude en de jonge chef, Robert heetten ze, keken hun ogen uit, wisten niet dat dat zo vlug kon gaan. Dat wild werd dan gebraden en stukken of poten gingen in appelmoesblikken, bestemd voor scheepvaartmaatschappijen. Als je bedenkt dat veel van dat wild gedood was door hagelschoten, kan je je ook wel het gezicht voorstellen van die le of 2e klas passagier die op zo'n hagelkorrel bijt, maar dat was hun pro bleem. Aangezien die wildaanvoer niet continu plaatsvond, heb ik tussendoor diverse klusjes gedaan: mosterd gekookt, leverpastei gemaakt. Toen ik op zekere dag het ketelsteen uit een grote ketel moest bikken, heb ik daarvoor Geestgronden, 7 (2000), nr. 1 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2000 | | pagina 19