In de zomer was ik vrijwel dagelijks op pad met verse vis, dan wel met droge scharren naar het nabije Oosten. Heerhugowaard bestond toen alleen uit de Middenweg, grote boerderijen met hoge hekken ervoor en steevast een bordje eraan: Wacht U voor den hond. Ook kwamen we in Obdam, Hensbroek, Spierdijk, Ursem, Rustenburg en nog vele andere plaatsen tus sen Hoorn, Alkmaar en Schagen. Als er niet gevent werd, wasje op het land aan het zwoegen, het Starrevlak, een heilloos bestaan. Wat van de vis verdiend werd ging verloren aan kunstmest voor het land, of andersom als de vis 's winters te duur moest worden ingekocht, werd zij wel zonder winst verkocht. 1921 Zondag 6 november, harde Z-W wind met regen, omtrent het middaguur tijdens een zware bui draait de wind naar het N-W en wakkert aan tot de hevigste storm, die ik tot dan toe had meegemaakt. Na het middagmaal ga je dan als rechtgeaard Egmonder met zulk weer naar de werf. Bij de oud- katholieke kerk is er bijna geen doorkomen aan. Vlak voor mij waait er een lei van de kerk die centimeters diep in een boom blijft steken. Ik dacht: Als die in mijn nek was gekomen, zou ik koploos zijn geweest. Op 21 november gaat de roep door het dorp: er spoelen delen aan. Onvoor stelbaar! Zo ver je kijken kon zag de zee geel van de nieuwe houten delen, een deklast, met het recente stormweer van een schip geslagen. Met Piet en Engel Hopman een 'kongsie' gevormd en honderden balken buitgemaakt, politie en strandvonder Dirk Bont waakzaam dat niemand clandestien hout buiten de strandvonderij probeerde te brengen. Of dit helemaal gelukt is, betwijfel ik. Er kwamen voerlui met paarden en wagens om de buit af te voeren, voorlopig naar de duinkant. Ieders stapel werd opgemeten en ik meen dat wij 2cent per voet kregen uitbetaald. Mijn portie bedroeg 27 gulden, twee weeklonen. Piet en Engel Hopman kregen hetzelfde bedrag. Ik zie nog voor me Ma Oliepolie, een vrouw van zestig tot haar middel in de vrij ruwe zee delen naar het strand duwen, waar haar dochters ze opsta pelden en bewaakten. Mijn vriend Piet en ik worden met anderen bij Dirk Bont aangenomen om die nacht bij de stapel hout de wacht te houden, f. 7,50 zouden wij verdienen. Ik weet nog wel dat wij Zondags daarna 'uit de late kerk' bij hem thuis onze gage zouden innen. Wij hadden de grootste moeite hem ervan te overtuigen dat wij bij het hout gewaakt hadden omdat hij maar links en rechts mensen had aangenomen zonder dat er een naam Geestgronden, 7 (2000), nr. 1 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2000 | | pagina 17