Dat ik niet kon fietsen voelde ik als een tekortkoming mijnerzijds, zodat ik,
toen ik bij Glorie werkte, van Nardus toestemming kreeg om op het pas
gemaaide land van de gebroeders Van Dam fietsen te leren. Op die stoppels
was het fietsen natuurlijk een zwaar beulenwerk, ik zweette dan ook be
hoorlijk, maar ik kon fietsen. Een eigen fiets was natuurlijk een utopie.
Half augustus was het toen Hoever kermis, tevens tijd van sperziebonen
plukken. Onze werkploeg bestond uit een aantal meisjes en jongens, waar
van ik er onlangs nog een ontmoette, die zich het volgende verhaal nog pre
cies wist te herinneren. Toen had je nog kikkers, ook sprongen zij tussen de
sperziebonen. In een uitgelaten kermisstemming zei er een: "Wie een kik
ker de kop durft af te bijten krijgt van mij een kwartjel" Er was nog een
uitdager die ook een kwartje inzette, en U raadt al wie erin trapte. Ik
natuurlijk. Twee kwartjes was een half dagloon! Ik pakte een kikker en beet
zijn kop eraf, spuwde deze meteen weer uit, het was peperig, bedis. maar ik
kreeg mijn twee kwartjes, waarmee je toen op de kermis vele dingen kon
doen.
Nadat tegen december de bollen met riet waren bedekt was het werk op en
werd ontslag aangezegd. Een ww-uitkering of overbruggingsgeld was toen
onbekend, maar je wist dit van tevoren en je was ook niet de enige die dit
overkwam. Als troost werd ik uitgenodigd met Sinterklaas of daaromtrent
even langs te komen. Van Grietje kreeg ik twee sneden eigengebakken stoet
met hele dikke plakken bloedworst, waarin grote dobbelstenen spek. Kort
tevoren hadden ze een varken geslacht. Dan ging je weer blij naar huis met
een taai-taai, een chocoladeletter en nog wat klein goed, alles geknoopt in
een nieuwe rode zakdoek, die ook tot de cadeaus behoorde. De eerste
weken thuis sliep je lang en vast, zodat je kilo's aankwam en centimeters
groeide. Maar ook Vader had land in duin dat moest worden omgespit, vet-
zaad zaaien en met stro bedekken tegen het stuiven.
In de loop van de maand maart eindig ik mijn 'winterslaap' en ga weer bij
Glorie werken, ik ben dan 14 jaar. De eerste wereldoorlog is nog volop aan
de gang. Hoewel het er naar uitziet dat nu ook Amerika meestrijdt tegen
Duitsland. Dit laatste rijk zal spoedig het onderspit moeten delven. Alles,
voor zover verkrijgbaar, is op de bon. Brood is er nauwelijks, zodat de wer
kers, ook ik, met een pannetje met aardappelen en groente en een sausje,
geknoopt in een vaatdoek, naar mijn werk gingen. Dat pannetje zette je dan
op de keukentafel bij Glorie en Grietje deed het dan om half twaalf in de
8
Geestgronden, 7 (2000), nr. I