Augustus 1916
In de zomer wordt mijn zus Coba ernstig ziek, buikpijn. Na een paar weken
thuis in bed, moet zij naar het ziekenhuis in Alkmaar, waar zij op 16 augus
tus is overleden. 13 jaar oud. Ik wist toen van vrouwenzaken nog niets af.
Later heb ik begrepen dat mijn ouders dachten dat het iets te maken had
met het 'groot meisje worden', zoals dat toen werd genoemd. De dokter
werd toen niet zo gauw geroepen, want dat kostte een rijksdaalder. Hier wil
ik uitdrukkelijk niemand iets verwijten.
Ik ging ongeregeld naar school. Alleen als ik geen werk had. Met een paar
jongens vormden wij de 7e klas. Meester Garritsen leerde ons worteltrek
ken, de grootste gemene deler en het kleinste gemene veelvoud. Hier zij
vermeld dat toen ik definitief van school was, Meester Garritsen 's avonds,
toen ik al te bed was, bij ons thuis is geweest om mijn ouders aan te raden
om mij verder te laten leren in Alkmaar. Hij wist wel een methode dat het
weinig of niets zou kosten. Maar er was hiervan geen sprake. Er moest geld
verdiend worden (6 gulden per week). Ik ben dit later aan de weet gekomen
van zus Pietje, die bij het gesprek aanwezig was geweest. Hoewel mijn
leven dan zeker heel anders zou zijn verlopen, ben ik met de manier zoals
het wel verlopen is dik tevreden.
Laat in het najaar ga ik samen met Piet Hopman bollen planten bij Jozef
van der Pol in het duingebied dat Amerika genoemd werd. Gonjezakken
(uit Indische hennep geweven grove stof, red.) als knielappen om in het
natte zand en trots als een pauw op zaterdagavond met twee rijksdaalders
en een gulden naar huis! Daarvan krijg ik zelf twee kwartjes. Fantastisch!!
Dat heeft twee weken geduurd. Daarna ging ik bollen planten op Soeke
bakker bij Dirk Bont. Oude Jan Hopman, zijn zonen Jaap en Jan en voor
noemde Piet van Thijs Hopman. Er was een bepaalde reden om in de och
tendschemering bij het bollenland te zijn, er staat n.l.een hek van vlecht
werk omheen waarin enkele gaatjes zaten en er was ook een damhek. Ieder
was door Jan Hopman een gaatje of een damhek toegewezen. Er waren
toen wel konijnen in dat land die de openingen ook wisten te vinden. Je lag
daar dan op je knieën bij en zodra een konijn zijn kop door het gat stak,
greep je hem of haar; en sloeg hem met een nekslag dood. Soms hadden wij
4 of 5 konijnen, die toen 1,- of 1,25 opbrachten, welke opbrengst eer
lijk onder ons werd verdeeld, zodat ons dagloon bijna werd verdubbeld.
Het was overigens een riskant bedrijf, die beesten gingen dan bij J. Hopman
in zijn draagmand en werden zo mee naar huis genomen. Siemen Zwaan
(van Buuren) of Engel Half waren de afnemers. Er was toen een boze.
Geestgronden, 6 (1999), nr. 4
129