Enkele jaren geleden heb ik deze laatste weergezien bij de begrafenis van
mijn zus Lien, die als Zuster Gemma ingetreden was bij de zusters
Ursulinen in Bergen. Zij, Annie Zijp, behoorde ook tot die orde en zij was
inmiddels ver in de tachtig. Ik kende haar natuurlijk niet, maar broer Gerrit
maakte mij op haar attent.
1909/1911
Ik zit in de eerste klas bij juffrouw Zuidgeest, een zuster van pastoor, wedu
we met twee kinderen. Zij is denk ik maar kort geweest, want ik heb ook
nog een juffrouw Sernee meegemaakt.
Het is 30 april en daar komt Piet van der Schinkel met een paar bakplaten,
waarop beschuiten met muisjes liggen: voor ieder één. Ook werden er
papieren rood-wit-blauwe vlaggetjes uitgedeeld en hebben wij, wat een
feest, een liedje geleerd 'Prinses Juliana is geboren', waarvan ik enkele
regels heb onthouden:
't Is Juliaantje 's dag!
ontplooit voor haar den vlag!
en:
Koninklijke bloempjes bloeien helder schoon
Parelend van Glorie aan 'Oranjekroon!
Van 1910 weet ik alleen dat ik 's avonds op de rug van zuster Cor Huiberts
buiten ben geweest om naar een staartster te kijken: de komeet van Halley.
Ook krijg ik dit jaar voor mijn verjaardag een draagmand, een klein model.
Vrijwel iedereen, zeker de mensen die land in de duinen hadden, of gingen
strandlopen, bezaten zo'n mand, die buiten Egmond kriel werd genoemd.
Van 1911 herinner ik mij dat het een zeer warme zomer was. Ik moest hel
pen op het 'vetland'. Wat voor taak een achtjarige jongen daar had, is mij
ontgaan. Wel werd ik met mijn draagmand op mijn rug naar Arendje Peet
gestuurd om hoger bier en zoet bier voor het vrouwvolk. Arendje Peet
(Arendje de doiwel) was een zus van mijn grootmoeder, Japikje Zwaan.
Arendje had een soort winkeltje waarin enige stopflessen met snoep ston
den en waar beurzige peren en bier (4 cent per fles) werden verkocht.
1912/1913
In een van beide jaren is er een soort fancy-fair in het dal waar nu nog de
tennisbanen zijn. Het kostte natuurlijk geld om op dat terrein te komen en
dat bezaten wij niet. Ook toen al waren wij vindingrijk genoeg om toch
120
Geestgronden, 6 1999), nr. 4