seconden - we hadden dat zo vaak geoefend - doken we weg. Gelukkig bleef de boot onbeschadigd. In een steile hoek doken we naar een diepte van 30 meter. De bemanning hoorde de geluiden van de verschillende soorten onderwa- teropsporingsapparatuur, en ook schroefgeruis. Van tijd tot tijd bevonden de boten zich precies boven de onderzeeboot. Het in het water plonzen van hele series dieptebommen was duidelijk te horen. Daarna volgden zware explosies, waardoor de boot zijwaarts op zijn kant werd gegooid. Na tien tallen dieptebommen te hebben overleefd, waarbij de inzittenden zich doodstil hielden, dreef de boot met de stroming mee over de zeebodem. Van tijd tot tijd kraste en schraapte de boot op een diepte van 30 meter over de bodem. Op momenten dat de Seehund over obstakels schuurde en rond zijn as draaide, kwamen de daarbij gemaakte geluiden de bemanning als zeer luid en bedreigend over. "Toen 'boven' een zekere rust ingevallen was, ondernamen we, zonder resultaat, pogingen om met verschillende snelheden en koersen en op ver schillende dieptes te ontkomen. Onmiddellijk namen de geluiden van de opsporingsapparatuur weer toe (pingen; echolood-achtige geluiden die op de boot afkwamen en hem omvatten). De boten leken zich te formeren en wierpen opnieuw dieptebommen. Iedere keer veroorzaakten de explosies een sterk ruw licht dat door de plexiglazen koepel de boot binnenviel. Om onze zenuwen te kalmeren, schoof ik een speciaal voor dit doel aange brachte deksel onder de koepel. Intussen hadden we samen een aantal oplossingen doorgenomen en het luchtverversingsapparaat ingeschakeld. In de loop van de volgende dag kregen we de indruk dat boten wegvoeren en door nieuwe vervangen werden; hoe dan ook, de dieptebommen moesten toch worden aangevuld. Het luchtverversingsapparaat schakelden we nog slechts sporadisch in en we maakten steeds vaker gebruik van het van een koolpreparaat ('kalipatronen') voorzien ademfilter, om bij het uitademen de koolmonoxide te binden. De zogenoemde 'ampultestentoonden in de volgende nacht een verslechtering van de luchtkwaliteit aan. Nog 's avonds liepen we in een val van de Engelsen. Hoopvol kregen we de indruk dat ze de achtervolging schenen te hebben gestaakt. De navigatieapparatuur werd aangezet. Aan het schroefgeruis te oordelen, verwijderden de boten zich van onze positie. Zekerheidshalve lagen we nog een half uur rustig op de bodem; de dieptemeter wees intussen 40 meter aan. Toen waagden we het, heel licht te blazen en met noordoostelijke koers ons met halve kracht te 6 Geestgronden, 6(1999), nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1999 | | pagina 8