De Egmondse onderneming begreep, dat er na vier jaar duiken niets meer te halen viel. Het verstandige besluit werd genomen met de winst op zak te stoppen. Tot en met 30 juni werden arbeidslonen, huren en verdere onkos ten afgerekend. En hiermee was het Egmondse aandeel bij de berging van de schatten van de Lutine beëindigd. Uit een schrijven uit 1860 waarin duiker Albert Wijker zijn vrouw vertelt over de opgedoken schatten blijkt eens temeer welke goede zaken de Egmonders deden. Bij 1857 staat een bedrag van 21 mille, bij 1858 447 mille en bij 1859 58 mille vermeld. In drie jaar dus meer dan een half miljoen gulden. Dat zou omgerekend naar de huidige tijd toch gauw tussen de vijf en tien miljoen gulden zijn. Albert Wijker was op Terschelling aangesteld als beheerder. Hi j zorgde voor proviand en het vervoer ervan naar de bom. Een enkele keer daalde hij zelf af naar het wrak. maar meestal liet hij dit werk over aan de jongere duikers. Over schipper Job de Groot en zijn bemanning ben ik helaas nog niet veel te weten gekomen. Voor de familie Blaauboer was het Lutine-verhaa\ nog niet afgelopen. Mijn oom Jogchem Blaauboer (1891-1969) was begin 1913 op Terschelling. Hij was daar leerling op de zeevaartschool. In die tijd waren er opnieuw ber gingspogingen rond de Lutine. In de haven lag een bergingsschip, de Lyons. 18 Geestgronden, 6 (1999), nr. 1 is de zomer daar geweest tot 21 octob en heb in die zomer er uitge- "'r haald een waarde van f 447.000" (uit collectie C. Blaauboer) Afb. 6: Een tekstfragment uit de brief van A. Wijker aan zijn vrouw: "1858 den 24 April is A. Wijker weer na de Lutine gegaan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1999 | | pagina 20