De Lutine en de kostbare lading vervielen volgens oorlogsrecht aan het Nederlandse rijk. Onder rijkstoezicht werd in de jaren 1800-1801 voor de staat voor een waarde van 669.240 geborgen. De berging werd door ver zanding zeer bemoeilijkt. Toch slaagde men er nog in met behulp van pri mitieve middelen zoals tangen, haken en schepnetten een hoeveelheid mun ten op te halen. Het gelukte zelfs om nog 59 goud- en 35 zilverstaven te bemachtigen. Maar het wrak verzandde meer en meer en bij gebrek aan duikers, zuigers en dergelijke was men genoodzaakt de bergingspogingen tenslotte te staken. Het wrak raakte diep onder het zand en voor de Lutine betekende dit een rustperiode die duurde tot 1857. Toevallig werd toen ontdekt, dat door ver anderde stromingen veel zand van het wrak was weggespoeld. Een nader onderzoek op 20 juli van dat jaar leerde, dat het wrak aanmerkelijk onder de waterspiegel op de bodem van een nieuw gevormde geul lag. Voor- en achterschip, dekken en zijstukken waren geheel weggeslagen. Slechts de kiel met zaathout (zware balk ter versteviging over de bodem in de lengte richting) en enige daaraan verbonden inhouten (ribben) waren overgeble ven. Die rustten op een harde veenlaag en waren klaarblijkelijk door het gewicht van de daarover verspreide roestkorst op hun plaats blijven liggen. Het onderzoek werd uitgevoerd door een onderneming die beschikte over een bij Koninklijk Besluit in 1821 al verstrekte concessie tot 'Redding van de schatten van de Lutine'. Opperstrandvonder P. Eschauzier was de ver antwoordelijke man. Hij was tevens burgemeester van Terschelling, waar hij op 21 juli 1837 overleed. Hij had enkele malen geprobeerd een deel van de lading naar boven te halen, maar met weinig resultaat. De concessie ging over naar de nabestaanden van Eschauzier en naar de onderneming. De sinds kort bij de onderneming in dienst getreden ir. Louis J.M. Taurel kreeg de leiding. Na een laatste algemeen onderzoek op 5 augustus 1857 werd diezelfde dag besloten en ook schriftelijk vastgelegd opnieuw ber gingspogingen te doen. Egmondse duikers Taurel had zich verzekerd van de medewerking van een groep Egmondse duikers. De Alkmaarsche Courant van 17 augustus 1857 meldt daarover het volgende: Den 10e Augustus is van Egmond aan Zee uitgezeild de vischers- 12 Geestgronden. 6 1999), nr. I

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1999 | | pagina 14