Wanneer de familie de koffie en koekjes had genuttigd, rookten de mannen een stevige ouderwetse sigaar (hoogstens 2 ct per stuk). Grootvader hield het bij zijn pijp. En er werd een glaasje gedronken. De tijd voor het middagmaal naderde snel. Uiterlijk om twaalf uur zaten we weer om de tafel. Het maal begon met soep, meestal van rundvlees en soms van kip, met zelfgemaakte balletjes en vermicelli. De soep was bereid in een grote koperen ketel die boven een houtvuur hing. Ook aardappelen werden boven het houtvuur gekookt, in een ijzeren ketel. Groente was in het begin van deze eeuw nog vrij zeldzaam. Als groente en compote tege lijk dienden appeltjes uit de eigen boomgaard, die waren gedroogd op de oven van de bakker. Het vlees was meestal rundvlees, soms jonge haantjes. Mijn ooms waren goede schutters, dus in het najaar kwam er altijd wel iets van wild op tafel: haas, fazant of konijn. 's Zomers en in het najaar at men fruit uit eigen boomgaard en noten (wal noten, red.) of hazelnoten. Grootmoeder was zeer bedreven in de kookkunst. Zelf slachtte ze wild of ander gevogelte. Als ze een kip of haan klaar ging maken, hing ze het dier in een afgesloten ruimte aan een strop om het te doden. Ik mocht dan niet zeggen: 'dat arme dier!'; want volgens grootmoeder zou het dan een benauwde dood hebben. Na het eten zocht het manvolk bij mooi weer graag een plekje in het hoge gras voor een middagdutje. Ik liep dan overal rond, want alles was vreemd en nieuw wat ik zag. Nog kan ik me de heerlijke geur herinneren van de bomen en struiken in het duin en van de vegetatie op de grond. Ik plukte duinviooltjes en andere bloemen. Die verwelkten echter snel, zodat ik ze niet mee naar huis kon nemen. Het hoogtepunt van de dag was als ik met mijn vader een dichtbij gelegen duin van ongeveer vijftig meter hoog opklauterde. Soms kon je dan de zee zien. Al om vijf uur werd de avondboterham genuttigd. Belegd met pekelvlees, rookvlees, worst, alles eigen fabrikaat, afkomstig van de jaarlijkse slacht. Voor mij had grootmoeder heerlijke eigengemaakte jam van bramen of moerbeien. Op de reis naar huis sliep ik meestal tegen moeder aangeleund in de jacht wagen, en 's nachts droomde ik van de heerlijke dag die ik bij mijn groot ouders in Rinnegom had doorgebracht. 102 Geestgronden, 5 1998), nr. 3/4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1998 | | pagina 44