zijn linkerhand hield hij een brandende lange Goudse pijp. Hij zag er wat
streng uit en ik had ontzag voor hem.
De familie schaarde zich rond de tafel op eenvoudige biezenmatten stoelen.
Er werd koffie geschonken, en ieder kreeg twee koekjes uit een trommeltje,
waarbij ik niet werd overgeslagen. Het vertrek waar we zaten had een hou
ten plafond gesteund door balken. Aan de lange zijde vanaf de deur waar
door we binnen waren gekomen, bevond zich een tweetal ramen die uit
zicht gaven op een weiland. Aan de korte zijde waren openslaande tuindeu
ren met uitzicht op een boomgaard. In de hoek naast de tuindeuren stond
het kabinet met gekleurde Chinese potten met zwarte hanekammen op de
deksels. Naast het kabinet stond een notenhouten plat muziekinstrument
met pianoklavier. Een staand horloge en een lange spiegel uit twee delen
tussen de ramen met een pronktafeltje ervoor completeerden het meubilair.
Op de vloer lagen gele biezen matten en aan een balk boven de tafel hing
een machtig grote petroleumlamp.
Het duurde niet lang, of ik mocht buiten gaan spelen. Onder de vensters
lagen duinzand en schelpjes, waarmee ik met een emmertje, een schepje en
wat vormpjes uren lang zoet was.
Hoe vaak ik mijn grootvader (Gerrit Valkering, red.) ontmoet heb, weet ik
niet precies. Het moeten minstens drie, vier malen geweest zijn. Want ik
ben geboren op 18 maart 1898 (daags daarvoor waren mijn ouders nog in
Rinnegom te gast geweest). En grootvader was geboren op 15 november
1813 en overleed na een ziekbed van enkele dagen op 25 januari 1904.
Toen was ik dus amper 6 jaar. Toch staat zijn figuur me 63 jaar later nog
helder voor de geest.
Ruim 90 jaren leefde grootvader op De Bleek. Drie maal werd hij voorzien
van de Sacramenten der stervenden: de eerste maal in zijn jeugd, de tweede
maal op middelbare leeftijd, en tenslotte voor zijn zalig afsterven.
Iemand die zo'n vijftien a twintig jaar ouder was dan ik en zijn jeugd door
bracht in Egmond aan den Hoef vertelde me vele jaren later, dat grootvader
een nogal eigenzinnige man was met een krachtig gestel. Op zijn achten
tachtigste ging hij nog te voet van De Bleek naar den Hoef en terug, in
totaal al gauw zo'n vijf tot zes kilometer.
Geestgronden, 5 (1998), nr. 3/4
101