Intussen zag ik de generatie vóór mij ouder worden en in gesprekken wer
den mijn vragen gerichter en meer concreet. De familiestichting kwam
dichterbij en in de loop van de tachtiger jaren werd ik de jongste bestuur
der. Om iets te begrijpen van wat daar omging begon ik gegevens op te
sporen en te ordenen. Ik maakte een lijst van de graven in Egmond en ont
dekte de onderlinge relaties. Niet alleen mijn beide grootouders lagen er
begraven, maar ook de ouders van ds. Veenhuysen en tante Sieuwtje. En ik
zag dat zij allen kinderen waren van Cornelis Veenhuysen (1822-1898) en
Maria de Groot (1832-1891), die er beiden ook rusten. Ook andere namen
doken op: Bart Bult (1876-1924) en Maarten Goedmaat (1856-1918), die
met een Veenhuysen getrouwd waren en nog anderen die ik eerst niet goed
thuis kon brengen. Via mijn tante, de weduwe van de in 1989 overleden ds.
Veenhuysen. kwam ik er achter dat er ook in Bergen en Alkmaar nog fami
lieleden woonden. En tenslotte begon ik te graven naar de oorsprong van de
familiestichting die de rode draad in het geheel bleek te vormen. Dat onder
zoek vond zijn neerslag in een boekje dat onlangs uitkwam en in kleine
kring is verspreid.
De erflater van deze familiestichting, Adriaan Veenhuysen (1849-1924),
had in zijn testament bepaald dat de rente uit zijn vermogen ten goede
moest komen aan de nazaten van zijn vier grootouders. Zijn grootouders
van vaderszijde, Adriaan Veenhuysen (1799-1861) en Antje Planteydt
(1798-1874), hadden in Egmond aan den Hoef op een boerderij gewoond,
waren er gestorven en liggen ook naast de Slotkapel begraven. Deze groot
vader Adriaan was weer een broer van de eerder genoemde Cornelis, groot
vader van mijn vader. De andere grootouders van erflater Adriaan kwamen
uit Alkmaar, waar hij ook zelf geboren was.
Stap voor stap kwamen de verschillende lijnen te voorschijn.
Mijn grootvader en zijn broer, de vader van ds.Veenhuysen, waren door
hun vader Cornelis naar het Christelijk Gymnasium in Zetten gestuurd en
studeerden beiden theologie in Utrecht. Daarmee werd de boerentraditie
doorbroken die terugging tot het begin van de vorige eeuw. Nog verder gra
vend kwam ik op het spoor van een geheel andere bedrijvigheid. De over
grootvader van erflater Adriaan was Joachim Veenhuysen (1738-1819), die
in 1760 uit Vaassen in Gelderland was gekomen om bij zijn neven Abraham
en Isaac van Gerrevink in hun papiermolen te gaan werken. Dat was op dat
moment een gerenommeerd bedrijf met producten die tot ver buiten Europa
werden geëxporteerd.
72
Geestgronden, 4 (1997), nr. 3/4