Jacoba van Foreest overleed in juni 1809 en werd te Egmond-Binnen begraven. Tinne hertrouwde op 9-10-1811 met Eva Maria Gregory. dochter van Johann Ludwig Gregory, de in Amsterdam woonachtig consul-generaal van de Koning van Pruissen. Zij was een schoonzuster van Ds. Allard Pierson, die toen als jong predikant in Alkmaar stond.9 Mr. Tinne overleed op 8 juni 1812 en liet zijn vrouw met vier kleine kinderen achter. Twee dagen voor zijn dood was nog een dochter Johanna Christina Petronella Theodora geboren. De boedel van de echtelieden Tinne-van Foreest was nog onverdeeld geble ven. Na de Franse tijd moest er toch iets gebeuren om de drie nog minder jarige kinderen uit het eerste huwelijk hun moeders erfdeel uit te keren. Mevrouw Tinne-Gregory had recht op één kindsdeel in de nalatenschap, die zij met de vier kinderen deelde. In 1817 had zij op een veiling ten laste van de stad Alkmaar, voor 17.151,- een aantal blok-tienden, gelegen onder Egmond, gekocht.10 Deze werden aan het Egmondse bezit toege voegd. In 1820 kocht zij op een openbare veiling de goederen behorende tot de nalatenschap van haar man voor 47.320,- zijnde 4/5 van de koop som; zij fourneerde dit bedrag uit eigen middelen." Deze som werd uitbe taald aan haar zwager Ds. Allard Pierson, die als gemachtigde van de mede-erfgenamen optrad. Zij betaalde in bankbiljetten van 1000,- uitge geven door de in 1814 opgerichte Nederlandsche Bank, een noviteit, die speciaal in de akte werd vermeld. Mevrouw Tinne had kennelijk geldzorgen, want zij liet het huis Vredesteyn in 1821 afbreken, hetgeen 4470,- aan bouwmateriaal opbracht. Het jaar ervoor had ze ook de fundamenten van de reeds bovengronds gesloopte Abdij opgeruimd, met alle plaatsen, waar de Hollandse graven lagen. Dit alles voor een opbrengst van 275,-! In 1836 werd de Rentmeesterstoren, het enige restant van het Slot, gesloopt met uitzondering van de ingangs- boog. De van boven ongedekte toren was geheel in verval geraakt. In financiële moeilijkheden kwam mevrouw Tinne, toen in 1839 een aantal Egmondse vissers een proces tegen haar aanspande, dat zij in eerste instan tie won. Maar in hoger beroep oordeelde het Hof, dat de visafslag een heer lijk recht was, dat bij de Bataafse Revolutie was afgeschaft. Mevrouw Tinne had dit recht sinds 1820 onbelemmerd uitgeoefend en kon deze inkomsten moeilijk missen. Daarom richtte zij zich met een rekest tot de 20 Geestgronden, 4 (1997), nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1997 | | pagina 22