moeid waren met het beheer van Egmond.5 De belangrijkste inkomsten waren die uit hoofde van het recht op de visafslag te Egmond aan Zee en de opbrengst van verkochte bomen en hakhout. De baten uit de heerlijke rech ten alsmede die uit pachten en tienden stelden niet zo veel voor. Ook de opbrengst van verkochte duinkonijnen leverde nauwelijks een batig saldo op, omdat daartegenover de loonkosten van de duinmeier en de onder houdskosten van de afrastering stonden. Jan Pieter Theodoor Tinne, te 's-Gravenhage geboren in 1774, was een zoon van Johan Abraham Tinne, secretaris van graaf Willem Bentinck van Rhoon en later secretaris van het Wetgevend Lichaam." Hij had rechten gestudeerd in Leiden. Tinne en zijn jonge vrouw vestigden zich op Vrede-steyn en hij nam het beheer over de Egmondse bezittingen op zich. Daarnaast had hij enkele functies bij waterschappen; later was hij ook rechter-plaatsver- vanger in de rechtbank te Alkmaar. Uit hun huwelijk werden vier kinderen geboren, van wie twee dochters en één zoon hun ouders overleefden. Het was de roerige tijd van de Bataafse Revolutie en de inval van de Engelsen in Noord-Holland. Posities en rechten van veel invloedrijke per sonen kwamen op het spel te staan en aan alle belastingplichtigen in de Bataafse Republiek werd een soort vermogensheffing opgelegd. Daarvoor kreeg men dan een 2,5 staatslening terug. In 1798 stortte de toren van de abdij in. Mr. Tinne liet een jaar later de muren van de bouwval slopen, doch liet al hetgeen onder de grond zat ongemoeid, waaronder de oude graven.7 De ruïne van het Slot was al in 1793 gesloopt, met uitzondering van de Rentmeesterstoren. In januari 1799 zou een openbare veiling worden gehouden van een aantal bomen op het plein van het Slot alsmede aan de rijweg. Maar de municipa- liteit (het gemeentebestuur) van de Binnen Egmonden verhinderde deze veiling totdat zou zijn beslist wie de eigenaar van de bomen was. Volgens de nieuwe Staatsregeling zouden namelijk alle kerkgebouwen en daarbij behorende kerkhoven aan de overheid toebehoren. Mr. Tinne verweerde zich met het argument, dat het Slot met omliggend terrein en de daarop staande bomen door zijn rechtsvoorganger in 1722 op een openbare veiling waren verkocht. Het hof van Justitie te Den Haag deed op 11 juni 1799 uit spraak ten gunste van Tinne. De zaak werd uiteindelijk met de municipali- teit in der minne geschikt.8 Geestgronden, 4 (1997), nr. 1 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1997 | | pagina 21